werkwoordspelling ovt UITLEG

Spelling ovt

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Spelling ovt

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Korte meerkeuzequiz

Slide 3 - Tekstslide

Zij (bieden vt) mij aan te helpen
A
biedde
B
boodt
C
boot
D
bood

Slide 4 - Quizvraag

2. Hij (stranden) met zijn boot.
A
strandde
B
strandt
C
strande

Slide 5 - Quizvraag

Het mis….. erg die morgen.
A
misdt
B
miste
C
misde
D
mistte

Slide 6 - Quizvraag

Het (verbazen vt) de directeur.
A
verbaaste
B
verbaasd
C
verbaasde
D
verbaasdde

Slide 7 - Quizvraag

Gisteren (verbreden vt) de stratenmakers die weg.
A
verbreedde
B
verbreden
C
verbreeden
D
verbreedden

Slide 8 - Quizvraag

Die voetballer mis….e gisteren een kans.
A
mistte
B
misde
C
misten
D
miste

Slide 9 - Quizvraag

Wij pra…..en vroeger vaak over politiek.
A
praatten
B
praaten
C
praten
D
praatte

Slide 10 - Quizvraag

Na een ernstig ongeval (belanden vt)zij in het ziekenhuis.
A
belande
B
belandde
C
belandt

Slide 11 - Quizvraag

Welk van de onderstaande werkwoorden is een sterk werkwoord
A
praten
B
verhuizen
C
leven
D
spreken

Slide 12 - Quizvraag

Spelling verleden tijd

Sterke werkwoorden (klankveranderend)

Schrijf zo kort mogelijk op!


Zwakke werkwoorden (klankvast)

Gebruik 't ex-k o f s ch i p

1 Zoek de stam van het werkwoord en kijk naar de laatste letter

- Staat de laatste letter in 't ex-kofschip?  + te(n)

- Staat de laatste letter NIET in 't ex-kofschip? + de(n)

2 Schrijf de ik-vorm van het werkwoord op en plak daarachter -te(n) of -de(n)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Persoonsvorm
Is een werkwoord.
Iedere zin heeft een persoonsvorm.

De persoonsvorm maakt deel uit van het gezegde. 

Gezegde -> de persoonsvorm en alle andere werkwoorden in een zin.

Slide 16 - Tekstslide

Dus hoe vind je de persoonsvorm?
  • Als je de zin vragend maakt, komt de persoonsvorm op de eerste plaats.
  • Als je de zin in een andere tijd zet, verandert de persoonsvorm.
  • Als je de zin van enkelvoud naar meervoud verandert of andersom, verandert de persoonsvorm .

Slide 17 - Tekstslide

De persoonsvorm vind je door:
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Hij mag geen bier drinken voor schooltijd.   PV=   

  • De zin in een andere tijd te zetten.  = tijdproef! 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De jongen valt van zijn fiets.  PV= 

Slide 18 - Tekstslide

Persoonsvorm
Wie weet wat een persoonsvorm is? 
Hoe kan je de persoonsvorm in een zin? 

Slide 19 - Tekstslide

De persoonsvorm vind je door:
  • De zin vragend te maken.
    Het eerste woord is de persoonsvorm.
Hij mag geen bier drinken voor schooltijd.   PV=   

  • De zin in een andere tijd te zetten  = tijdproef! 
    Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.
De jongen valt van zijn fiets.  PV= 

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide