Het vertellen van verhalen

11-2-2021 havo 4
1 / 54
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 54 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

11-2-2021 havo 4

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen vandaag?
- nakijken paragraaf 17
- onderwerp betoog
- het vertellen van verhalen
- aan de slag

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 3 - Video

Vanaf 21 sec
Paragraaf 17 Stemgebruik
1 - Sekse en leeftijd: kinderen en vrouwen klinken hoger dan (jong)volwassenen en mannen.
- Opleiding: standaarduitspraak of een ‘hete aardappel in de keel’ en gebruik van moeilijke woorden brengen we in verband met een hogere opleiding; ‘platte, simpele taal’ met een lagere opleiding. (Wat wil niet zeggen dat dit zo zou moeten zijn.)
- Streek of stad: iemands afkomst is te herkennen aan een afwijkende uitspraak, zoals een accent,en gebruik van woorden die uniek of typisch zijn voor een bepaalde plaats of regio.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 17 Stemgebruik
2 a. In ‘Ik hoor het aan je stem.’ verwijst ‘het’ naar iemands gemoedstoestand (zie handboek, p. 88).
  
b. Bijvoorbeeld: ‘Daar zat ik nou echt op te wachten’, met een diepe zucht en eentonig uitgesproken.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 17 Stemgebruik
3 a. Een robotstem is monotoon en spreekt alles op hetzelfde tempo uit, met korte pauzes tussen de lettergrepen.

b. Stotteren en broddelen zijn beide stoornissen in de vloeiendheid van het spreken. Bij stotteren zijn er onvrijwillige onderbrekingen. Bij broddelen wordt er snel en onverstaanbaar gesproken.

 c Een verkouden stem klinkt nasaal (de neus dichtgeknepen). Ook wordt de neus soms opgehaald.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 17 Stemgebruik
3 d. Bij dubben of nasynchroniseren wordt een film opnieuw ingesproken door (anderstalige) stemacteurs. Het is de bedoeling dat de nieuwe audio synchroon loopt met de mondbewegingen die in beeld zijn, maar toch is vaak zichtbaar dat de ingesproken stem niet hoort bij de acteur op
het scherm.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 17 Stemgebruik
e. Fluisteren is spreken op een veel lager volume dan gebruikelijk, door de stembanden niet te laten trillen (het verschil met zachtjes praten).

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 17 Stemgebruik
4.  Met een accentteken op een lettergreep wordt aangegeven dat daar extra nadruk op ligt. In de tekst op de foto zouden écht en kóóp met klem moeten worden uitgesproken. Nu zijn er verschillende manieren om lettergrepen tijdens het spreken te beklemtonen (luider, hoger of langer maken dan de onbeklemtoonde lettergrepen). Echter, welke manier je ook gewend bent of
kiest, als je de Lidl-reclametekst hardop uitspreekt, klinkt de zin erg gekunsteld, zelfs kinderlijk of defensief. Dat is zeer waarschijnlijk niet de bedoeling van de makers geweest.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

11. Het vertellen van verhalen (blz. 160)
- Verhaaltheorie - narratologie: begrippen die nodig zijn om kritisch over verhalen te praten.
- grondelementen: 
  • personages,
  • gebeurtenissen,
  • vertelperspectief, 
  • tijd en ruimte.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11. Het vertellen van verhalen: personages
- hoofdpersonen
- bijpersonen

- round character (vol)
- flat character (plat)

- expliciet
- impliciet

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 13 - Link

Deze slide heeft geen instructies

11. Het vertellen van verhalen: Gebeuren
- plot
- verhaalstructuur
- chronologisch
- logisch
- terugblikken (flashback)
- vooruitverwijzingen (flash forwards)
- causaliteit

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11. Het vertellen van verhalen: Tijd & Ruimte
- vertelde tijd
- verteltijd
- tijdsvertraging

- ruimte/setting

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

11. Het vertellen van verhalen: Tijd & Ruimte
Verteltijd: de tijd die nodig is om een verhaal te vertellen.
               - aantal bladzijdes of regels

Vertelde tijd: de tijd die verstrijkt in het verhaal.
              - uren, dagen, weken, maanden, jaren, eeuwen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

verteltijd = vertelde tijd
Omdat je van minuut tot minuut meeleeft met de hoofdpersoon in 24, is de verteltijd (de tijd die je nodig hebt om te kijken/lezen) hetzelfde/even lang als de vertelde tijd (de tijd die verstrijkt in het verhaal).

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wat is het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd?
A
de verteltijd =de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen, vertelde tijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
B
de vertelde tijd= de tijd die je nodig hebt om het verhaal te vertellen de verteltijd = de tijd die verstrijkt in het verhaal.
C
de verteltijd = de tijd wanneer het verhaal speelt vertelde tijd =het verhaal dat verteld wordt.
D
de vertelde tijd=de tijd wanneer het verhaal speelt verteltijd = de tijd wanneer het verhaal verteld wordt.

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk gevoel roept deze ruimte bij je op?

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Ruimte
  • Waar speelt het verhaal zich allemaal af?
  • Sfeer oproepen
  • Thema ondersteunen
  • Opbouw van het verhaal

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

ruimte
-     beeldvormend: geeft aan waar het verhaal zich afspeelt zonder dat de ruimte een bijzondere betekenis heeft.
-     sferisch: de ruimte versterkt de sfeer die de schrijver in (dat gedeelte van) het verhaal oproept.
-     symbolisch: de ruimte heeft een diepere betekenis en staat symbool voor de gevoelens van een personage, het thema of iets anders in het verhaal.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertelperspectief
  • ik-verteller: alleen gevoelens en gedachtes van de ik-persoon
  • hij-/zij-verteller: meer afstand tot de hoofdpersonen, maar je kunt heel goed meeleven.
  • alwetende verteller: iemand lijkt het verhaal te vertellen. Iemand die van bovenaf meekijkt en verslag doet van de gebeurtenissen.

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vertelperspectief
  • enkelvoudig: je kijkt mee met één hoofdpersoon
  • meervoudig: je kijkt afwisselend mee met verschillende personen
  • betrouwbaar: je kunt ervan uitgaan dat iemand de/zijn waarheid vertelt
  • onbetrouwbaar: de persoon met wie je meekijkt is onder invloed (van drugs, drank, medicijnen)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik-perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van de verteller;
  • Geschreven in de ik-vorm;
  • Leert de ik-persoon heel goed kennen;
  • Komt niet te weten wat andere personages voelen of denken.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik-perspectief
Een ijskoude rilling was langs mijn ruggengraat omhoog gekropen. Op de gastenlijst komen voor het Feest is moeilijker dan geblinddoekt je rijexamen halen. Het verhaal gaat dat ze je van tevoren screenen, al heeft niemand een idee wie die ‘ze’ zijn en hoe dat screenen in zijn werk gaat. Hadden ze me de afgelopen weken in de gaten gehouden? Was ik al die tijd zonder dat ik het doorhad bekeken en afgeluisterd?
                                                (Uit: Zes seconden – Daniëlle Bakhuis)

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personaal perspectief
  • Je ziet alles door de ogen van één persoon;
  • Geschreven in de hij- of zij-vorm;
  • Leert de hoofdpersoon goed kennen.

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Personaal perspectief
Gieles probeerde zich een schuddende aarde voor te stellen. Een schuddend dak was hem niet vreemd. Als ‘s nachts zware vrachtkisten opstegen, bonkte het dak als een oude centrifuge. Gieles zapte weg van de aardbeving naar Animal Planet. Een vlooiende bonobo en haar jong zaten onder een boom. Zijn vriend Toon vertoonde overeenkomsten met apen.
                                           (Uit: Glijvlucht – Anne-Gine Goemans)

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alwetend perspectief
  • De verteller is iemand die alles weet van alle personages;
  • Geschreven in de hij- en zij-vorm;
  • Komt te weten wat alle personages zien, horen, voelen en denken;
  • Verteller weet wat er is gebeurd en wat nog gaat gebeuren.

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alwetend perspectief
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.
                                                                (Uit: De avonden – Gerard Reve)

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoudig perspectief
  • Je ziet de gebeurtenissen door de ogen van verschillende personages;
  • Je ziet dezelfde gebeurtenissen vanuit verschillende invalshoeken;
  • Kan gebruik worden gemaakt van de ik-vertelsituatie (meerdere ik-figuren, meervoudige ik-vertelsituatie) of van de personale vertelsituatie (meerdere hij- of zij-figuren, meervoudige personale vertelsituatie)

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meervoudig perspectief
Hoofdstuk 1: Ik had deze vakantie moeten afzeggen. Sinds ik ben opgestaan, heb ik al het gevoel dat ik moet huilen.
Hoofdstuk 2: Denkt Lilly nou echt dat ik haar niet zie janken? Wat een muts. Geïrriteerd wend ik me van haar af.
Hoofdstuk 3: ‘Anouk.’ Iemand fluistert mijn naam. Waar ben ik? Het is nacht. En donker. Maar aan de grillige zwarte schaduwen om me heen kan ik zien dat ik in een bos ben.
                                                             (Uit: Shock – Mel Wallis de Vries)

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

'Ik liep naar het lokaal toe. Ik wist toen al dat ik een 8 voor de toets zou gaan halen, zo goed had ik geleerd.'
A
ik-perspectief
B
personaal perspectief
C
alwetend perspectief
D
meervoudig perspectief

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke is onjuist?
Een personaal perspectief
A
is onbetrouwbaar
B
heeft een verteller die afwezig is in het verhaal
C
vertelt vanuit hij/zij
D
staat in de ik-vorm

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

"De kleine Erik lag, juist op het ogenblik dat dit boekje begint, in het oude bed van grootmoeder Pinksterblom met den troonhemel en de zijden kwasten, en keek over den rand van het blanke laken de schemerige kamer in.”​
“Stefan schoof zijn voetbalplunje naar het midden van de kamer en zette het raam open, want het stonk werkelijk vreselijk: een muffe grondlucht vermengd met zuur zweet. Maar daarom hoefde zijn moeder toch niet zo uit haar dak te gaan, dacht hij. Die kleren zijn na vijf minuten toch weer vuil. Op het veld ruik je dat niet. Bij de meesten staat de schimmel in hun tas, behalve bij Frits en Davie, de heertjes. Keurig gestreken shirtjes en broekjes, gewassen kousen en in het veld lopen ze te krukken. Wat heb je aan die gasten?” ​
ik-verteller
hij-/zij-verteller
alwetende verteller

Slide 37 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

PAAZ - Myrthe v/d Meer

In PAAZ leren we Emma kennen. Zij is de ik-figuur. Emma heeft een leuke baan in de media, een lieve vriend, maar ze is toch depressief. Ze wil zelfs dood. Zo komt Emma op een gesloten, psychiatrische afdeling terecht. Daar moet ze (groep)gesprekken voeren en krijgt ze zware medicatie om beter te worden. 

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het perspectief in PAAZ is volgens mij (twee antwoorden mogelijk)
A
enkelvoudig
B
meervoudig
C
betrouwbaar
D
onbetrouwbaar

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe weet je dat iemand de hoofdpersoon is?
A
omdat hij / zij dat zegt
B
omdat je in haar/zijn hoofd zit en hij/zij een ontwikkeling doormaakt.
C
je leest wat hij/zij denkt en voelt en je wordt als het ware die persoon
D
omdat hij/zij overal bij is.

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

waar moet je allemaal op letten als je een hoofdpersoon beschrijft?
A
uiterlijk en innerlijk
B
uiterlijk, innerlijk en wat hij/zij zegt en denkt.
C
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen.
D
uiterlijk, innerlijk, wat hij/zij zegt en denkt en wat anderen over hem/haar denken en vertellen en leeftijd, geslacht enz.

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 42 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wie is de hoofdpersoon en hoe weet je dat?

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf de hoofdpersoon qua innerlijk en uiterlijk. Noem van elk 2 kenmerken.

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke eigenschap ken je van Voldemort?

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Fictie is
A
Alles wat verzonnen is
B
Alles wat niet verzonnen is.

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is fictie?

A
een krantenartikel
B
het boek 'Spijt' van Carry Slee
C
het dagboek van Anne Frank
D
Op Niveau

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verteltijd en vertelde tijd
Volgorde en tijd
Verhaalopbouw
telling
showing
verteltempo
versnelling
vertraging
tijdverdichting
chronologisch
niet-chronologisch
flashback
vooruitwijzing
inleidend begin
gesloten einde
verhaallijn

Slide 48 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het verhaal heel gedetailleerd vertellen, alsof je er zelf bij bent, noemen we
A
Showing
B
Telling
C
Tijdverdichting
D
Flashback

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoofdpersonen
Bijfiguren
Leer je kennen door wat ze denken en voelen
Medespelers en figuranten
Round characters
Flat characters
Hebben altijd een probleem
Types
Zijn vaak helper / tegenstander

Slide 50 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
- onderwerp betoog doorgeven
- Maken paragraaaf 11 blz. 156 oefening 1 t/m 5
- klassikaal nakijken
- De Aanslag

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 52 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 53 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Verder
 Maken oefening 1 t/m 6 blz. 158 en 159
Inleveren via Som of Teams

Slide 54 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies