H4/V4 algemeen + Lekker eng


Waar of niet waar: De hoofdgedachte van een tekst is altijd een mededelende zin.
1 / 29
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


Waar of niet waar: De hoofdgedachte van een tekst is altijd een mededelende zin.

Slide 1 - Open vraag


Welke twee functies heeft de inleiding van een tekst?

Slide 2 - Open vraag


Welke tekststructuur past bij een middenstuk waarin positieve en negatieve kanten van het onderwerp aan de orde komen?

Slide 3 - Open vraag

Signaalwoorden van tegenstelling
Signaalwoorden van opsomming
Signaalwoorden van chronologie
Signaalwoorden van voorbeeld/
toelichting
maar
ook
ten eerste
toch
echter
en
bovendien
zoals
bijvoorbeeld
toen
als eerste
ten slotte
evenwel

Slide 4 - Sleepvraag


Ik haat huiswerk maken,
maar deze opdracht was wel leuk.
A
redengevend verband
B
toegevend verband
C
voorwaardelijk tekstverband
D
doel-middelverband

Slide 5 - Quizvraag

Oorzakelijk tekstverband
Voorwaardelijk tekstverband
Vergelijkend tekstverband
Toelichtend tekstverband
Hij is net zo lief als zijn oudere zus.
Als gevolg van de toenemende besmettingen moeten we de klas in quarantaine plaatsen.
Als jij nu je huiswerk afmaakt, dan mag je daarna gamen.
Laat je testen bij klachten als hoofdpijn en keelpijn.

Slide 6 - Sleepvraag


Ik kan me niet goed concentreren,
omdat ik naast deze kinderen zit.
A
concluderend tekstverband
B
samenvattend tekstverband
C
voorwaardelijk tekstverband
D
redengevend tekstverband

Slide 7 - Quizvraag



Ik heb veel meer mondkapjes dan zijn oma.
A
redengevend verband
B
opsommend verband
C
vergelijkend tekstverband
D
doel-middelverband

Slide 8 - Quizvraag



Om een broodje te kopen, moet ik hard werken.
A
redengevend verband
B
voorwaardelijk verband
C
vergelijkend tekstverband
D
doel-middelverband

Slide 9 - Quizvraag



Ik ga pas gamen als ik mijn huiswerk af heb.
A
redengevend verband
B
voorwaardelijk verband
C
vergelijkend tekstverband
D
doel-middelverband

Slide 10 - Quizvraag


Ik ben bezig met mijn project,
want ik wil dat af hebben.
A
redengevend verband
B
voorwaardelijk verband
C
vergelijkend tekstverband
D
doel-middelverband

Slide 11 - Quizvraag


Doordat er weer meer coronabesmettingen zijn, wordt het schrijversbezoek afgelast.
A
redengevend verband
B
voorwaardelijk verband
C
oorzakelijk tekstverband
D
tegenstellend verband

Slide 12 - Quizvraag


Noteer een negatief geformuleerd standpunt bij het onderwerp dierentuinen.

Slide 13 - Open vraag

Slide 14 - Video


Dit filmpje is bedoeld voor ouderen die niet goed weten hoe een ov werkt. Geef aan waaruit je dat kunt opmaken.

Slide 15 - Open vraag

Lees de tekst op Classroom.
  • Lees de tekst in groepjes van vijf personen.
  • Stop na iedere alinea even met lezen om samen te
      bedenken wat de schrijver nu eigenlijk zegt.
  • Beantwoord daarna de vragen in deze Lesson Up
      individueel.

Slide 16 - Tekstslide


Op welke manier trekt de schrijver de aandacht?
A
De schrijver beschrijft de voorgeschiedenis.
B
De schrijver geeft een aantrekkelijk voorbeeld.
C
De schrijver geeft het belang voor het publiek aan.
D
De schrijver verwijst naar de actualiteit.

Slide 17 - Quizvraag



Wat is het onderwerp van de tekst?
A
angstige situaties
B
enge films
C
(genieten van) spanning
D
horrorhaters en horrorliefhebbers

Slide 18 - Quizvraag


Op welke manier wordt het onderwerp van de tekst geïntroduceerd?
A
Er worden een of meer vragen gesteld.
B
Er wordt een mening (standpunt) geformuleerd.
C
Er wordt een probleem geschetst.
D
Dit antwoord is fout.

Slide 19 - Quizvraag

Tekst 1 kan na de inleiding worden onderverdeeld in vijf opeenvolgende delen, die van de volgende kopjes kunnen worden voorzien: 

 Deel 1: Vanwege de goede afloop
 Deel 2: Omdat spanning leuk is
 Deel 3: Om onze mannelijkheid en vrouwelijkheid te bewijzen
 Deel 4: Om de ervaring
 Deel 5: Om ervan te leren

Slide 20 - Tekstslide


Bij welke alinea begint deel 1 Vanwege de goede afloop?
A
alinea 3
B
alinea 4
C
alinea 5
D
alinea 6

Slide 21 - Quizvraag


Bij welke alinea begint deel 2 Omdat spanning leuk is?
A
alinea 4
B
alinea 5
C
alinea 6
D
alinea 7

Slide 22 - Quizvraag


Bij welke alinea begint deel 3 Om onze mannelijkheid en vrouwelijkheid te bewijzen?
A
alinea 8
B
alinea 9
C
alinea 10
D
alinea 11

Slide 23 - Quizvraag


Noteer de eerste twee en laatste twee woorden van de kernzin van alinea 6.

Slide 24 - Open vraag


Alinea 9 heeft geen kernzin. Formuleer een zin die als kernzin zou kunnen dienen.

Slide 25 - Open vraag


Waarmee eindigt de tekst?
A
met de conclusie dat horror interessant, leerzaam en gelukkigmakend is
B
met de verwachting dat minder vrouwen slachtoffer van een misdrijf zullen worden
C
met een advies waarmee een horrorliefhebber zijn voorkeur kan verdedigen
D
met een samenvatting van verklaringen voor iemands voorliefde voor horror

Slide 26 - Quizvraag


Met welk doel heeft de schrijver deze tekst geschreven?
A
informeren
B
amuseren
C
overtuigen
D
opiniëren/beschouwen

Slide 27 - Quizvraag


Wat is de hoofdgedachte van de tekst?
A
De meeste mensen vinden het vooral leuk om met anderen naar enge films te kijken, omdat ze dan de kans kunnen aangrijpen om hun traditionele rollen aan te nemen.
B
We houden van enge films en boeken vanwege de goede afloop, om lekker te griezelen, om onze traditionele rol te spelen, om ervaring op te doen en om ervan te leren.
C
Horrorliefhebbers genieten – als echte sensation seekers – het meest tijdens de engste momenten van een film, terwijl de horrorhaters zich op die momenten zitten op te vreten.
D
Met een spannend boek of enge film kunnen we emoties als angst en walging onderzoeken, en kijken hoeveel we kunnen hebben zonder dat het negatieve consequenties heeft.

Slide 28 - Quizvraag


Deze tekst is bedoeld voor een hoger opgeleid, volwassen publiek. Noteer een kenmerk waaraan je dat ziet.

Slide 29 - Open vraag