Beeldspraak hoofdstuk 1 3 havo

- Fictie H1: nakijken 4 en 5
- Uitleg beeldspraak (vergelijking)
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

- Fictie H1: nakijken 4 en 5
- Uitleg beeldspraak (vergelijking)

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen



Je leert wat beeldspraak is en kent aan het eind van de les de volgende vormen:

- vergelijking, metafoor en personificatie


Slide 2 - Tekstslide

Beeldspraak

Figuurlijk taalgebruik = alles wat niet letterlijk bedoeld wordt


De bomen fluisteren je naam.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!

Hij liep naar school met lood in zijn schoenen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Bedenk zelf een voorbeeld van beeldspraak.

Slide 5 - Open vraag

Beeldspraak - vergelijking (hv)

Je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.


- Vergelijking met als (zoals, alsof)

- Vergelijking zonder als


Er is een overeenkomst tussen twee zaken.

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!



Slide 6 - Tekstslide

Beeldspraak - metafoor (hv)

Alleen het beeld is overgebleven.


- uitdrukkingen en gezegdes

- de context is belangrijk, want anders weet je niet waarmee het vergeleken wordt


Dat schaap heeft zich laten beetnemen.




Slide 7 - Tekstslide

Beeldspraak - personificatie (hv)

Levenloze dingen of voorwerpen krijgen menselijke eigenschappen.


Roken heeft zijn hart veroverd.

De bomen fluisteren je naam.




Slide 8 - Tekstslide

De volgende zinnen bevatten een vergelijking, metafoor of personificatie. Noteer voor elke zin (in je schrift) om welk type beeldspraak het gaat.

Slide 9 - Tekstslide

1. De auto's in de file kropen met nog maar 10 kilometer per uur voort.
2. Tijdens de najaarsstorm stoeide de wind met de bladeren.
3. Die stratenmaker heeft een paar handen als kolenschoppen.
4. De kamers in de jeugdherberg in Parijs leken wel een soort isoleercel.
5. Toen we op de alpenweide lagen, hoorden we in de verte een beekje murmelen.
6. Mijn dochter computerde altijd veel, maar tegenwoordig is ze meer een boekenwurm.
7. Na de diploma-uitreiking hebben veel leerlingen het gevoel of de toekomst hen toelacht.

Slide 10 - Tekstslide