H22 Vr 13 dec 2024

H22 Vr 13 dec 2024
Vandaag:
We laten grammatica even rusten voor nu en gaan starten met de stof voor de toetsweek
-> Lesboek blz 98/99 Taal Par 5 Beeldspraak
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H22 Vr 13 dec 2024
Vandaag:
We laten grammatica even rusten voor nu en gaan starten met de stof voor de toetsweek
-> Lesboek blz 98/99 Taal Par 5 Beeldspraak

Slide 1 - Tekstslide

Beeldspraak 

Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik




Vormen van beeldspraak: 

vergelijking 
en metafoor

Slide 2 - Tekstslide

Uitleg beeldspraak

Slide 3 - Tekstslide

Beeldspraak: vergelijking

Je vergelijkt de werkelijkheid met een beeld.


- Vergelijking met als (zoals, alsof)

- Vergelijking zonder als


Er is een overeenkomst tussen twee zaken.

Lachen als een boer die kiespijn heeft.

Je kamer lijkt wel een zwijnenstal!



Slide 4 - Tekstslide

Beeldspraak: metafoor
Een metafoor lijkt op een vergelijking, alleen wordt hier hetgene waarmee vergeleken wordt, niet genoemd.

Ruim die zwijnenstal nou eens op (bedoeld wordt: je kamer)

Spreekwoorden zijn vaak metaforen (er wordt iets anders gezegd dan bedoeld). 

Slide 5 - Tekstslide



 Oefenen met beeldspraak!

 

Slide 6 - Tekstslide

In de zin "Zij is een koele kikker"
is gebruik gemaakt van beeldspraak.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 7 - Quizvraag

Beeldspraak is altijd figuurlijk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 8 - Quizvraag

'Dat uilskuiken weet niet waar hij het over heeft.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
metafoor
B
vergelijking

Slide 9 - Quizvraag

Bekijk de volgende video en let op de beeldspraak die gebruikt wordt.

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Personificatie

Slide 13 - Tekstslide

Beeldspraak: vergelijking en metafoor

Slide 14 - Tekstslide

Personificatie

Slide 15 - Tekstslide

de … valt niet ver van de boom
A
banaan
B
appel
C
peer
D
aardbei

Slide 16 - Quizvraag

zo fris als een
A
paard
B
aligator
C
zwaan
D
hoentje

Slide 17 - Quizvraag

beven als een ...
A
dier
B
rietje
C
foetus
D
jonko

Slide 18 - Quizvraag

wat is een personificatie
A
het schip danste op de golven
B
de lange verdediger versterkte de luchtmacht voorin
C
je maakt van een mug een olifant
D
geen van deze

Slide 19 - Quizvraag

Taalgebruik
Letterlijk: Je zegt precies wat je bedoelt.

  • Ik luister de hele middag naar hetzelfde liedje.
  • Die man stinkt en is heel rijk.


Slide 20 - Tekstslide

Taalgebruik
Figuurlijk: Je zegt iets anders dan je
daadwerkelijk bedoelt. 

  • Het is altijd weer hetzelfde liedje.
  • Die man is stinkend rijk.


Slide 21 - Tekstslide

''Beeldspraak is altijd figuurlijk taalgebruik.''
Waarom bestaat dit figuurlijke taalgebruik?

Slide 22 - Tekstslide

DE VERGELIJKING
  • Waarom gebruiken we vergelijkingen?
  • Twee dingen naast elkaar die op elkaar lijken.
  • Een object (o) en een beeld (b).
  • Te herkennen aan signaalwoorden van vergelijking. 

'Na de halve marathon was hij (o) zo rood als een tomaat (b).'

Slide 23 - Tekstslide

DE METAFOOR
  • Het object (o) wordt weggelaten en wordt vervangen door het beeld (b).
  • Je moet zelf de betekenis achter het beeld (b) vaststellen.

'De tomaat haalde een tijd van 1:58:30 op de halve marathon.'

Slide 24 - Tekstslide

DE PERSONIFICATIE
  • Je stelt een levenloos ding voor als levend persoon.

Het schip danste op de golven.
Het gevaar loert op iedere hoek.
De toekomst lacht ons toe

Slide 25 - Tekstslide


Wat is beeldspraak?
A
Je moet een zin/tekst niet letterlijk nemen
B
Figuurlijk taalgebruik
C
Je vergelijkt iets met een bepaald beeld
D
Ander woord voor gebarentaal

Slide 26 - Quizvraag

Beeldspraak:

"Hij is een sluwe vos."
timer
0:10
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor
D
Beeldspraak

Slide 27 - Quizvraag

Papier is geduldig
timer
0:15
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 28 - Quizvraag

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 29 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak?
A
Metafoor
B
Personificatie
C
Vergelijking
D
Metonymia

Slide 30 - Quizvraag

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
timer
0:15
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 31 - Quizvraag

Annie kwam aanrijden in haar koekblik is een ....?
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 32 - Quizvraag

Welke vorm van beeldspraak is een 'personificatie'?
A
Ze kreunde als een barende vrouw.
B
De bomen kreunden onder de laag sneeuw.

Slide 33 - Quizvraag

'Zij is net een nachtegaal.' Welke vorm van beeldspraak is dit?
A
vergelijking
B
personificatie
C
metafoor

Slide 34 - Quizvraag

Welke van de volgende beeldspraken is een metafoor?
A
Hij woonde in een huis zo groot als een kasteel
B
Hij woonde in een kast van een huis
C
Hij woonde in een huis zo smerig als een zwijnenstal
D
Hij woonde in een zwijnenstal

Slide 35 - Quizvraag

Blz 98/99
Maken opdr 1 tm 3
Let op: het filmpje van opdr 3 mag je nog een keer op je iPad bekijken met je oortjes in!

Slide 36 - Tekstslide