Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Voltooid deelwoord NT2
Werkwoordspelling
Het voltooid deelwoord en de verleden tijd
Ik heb gisteren tot 5 uur in de winkel gewerkt.
of is het
Ik heb gewerkd??
Ik werktte of ik werkte vorige week?
1 / 41
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
In deze les zitten
41 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
1 video
.
Lesduur is:
60 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Werkwoordspelling
Het voltooid deelwoord en de verleden tijd
Ik heb gisteren tot 5 uur in de winkel gewerkt.
of is het
Ik heb gewerkd??
Ik werktte of ik werkte vorige week?
Slide 1 - Tekstslide
Stap 1: vind de stam
Haal -en van het werkwoord af.
fietsen - fiets
werken - werk
stoppen - stop
p
naaien - naai
Slide 2 - Tekstslide
SeXy FoKSCHaaP
e
x
Slide 3 - Tekstslide
Voltooid deelwoord bij zwakke werkwoorden
Om te weten of het voltooid deelwoord op -d of -t eindigt,
moet je kijken naar de laatste letter van de stam.
spelen - spe
e
l - gespeeld
maken - ma
a
k - gemaakt
zeggen - zeg
g
- gezegd
t
Slide 4 - Tekstslide
Moeilijke werkwoorden
werkwoord stam ik-vorm voltooid deelwoord
reizen rei
z
reis ik heb gereis
d
leven le
v
leef ik heb geleef
d
verhuizen verhui
z
verhuis ik ben verhuis
d
durven dur
v
durf ik heb gedurf
d
Slide 5 - Tekstslide
Maak de stam en het voltooid deelwoord van
zeggen
Slide 6 - Open vraag
Wat is het voltooid deelwoord van
stappen
A
gestapt
B
gestapd
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van
koken
A
gekookd
B
gekookt
C
gekokt
D
gekokd
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
bereiken
A
bereikt
B
bereikd
C
gebereikt
Slide 9 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
vertellen
A
geverteld
B
verteld
C
vertelt
D
vertellt
Slide 10 - Quizvraag
Het vliegtuig is veilig .......(landen)
A
gelandt
B
gelant
C
geland
Slide 11 - Quizvraag
Zij hebben een toets......(maken).
A
gemaakd
B
gemakt
C
gemaakt
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
wonen
A
gewoond
B
gewond
C
gewoont
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
verven
A
geverft
B
geverfd
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het voltooid deelwoord van:
jagen
A
gejaagt
B
gejaagd
Slide 15 - Quizvraag
Het kind heeft met de bal ..................(spelen)
A
gespeelt
B
gespeld
C
gespeeld
Slide 16 - Quizvraag
sterk werkwoord: het voltooid deelwoord van: beginnen
A
begon
B
begoon
C
beginde
D
beginte
Slide 17 - Quizvraag
sterk werkwoord: het voltooid deelwoord van zijn
A
zijnde
B
zijn
C
geweest
Slide 18 - Quizvraag
sterk werkwoord: het voltooid deelwoord van schenken
A
geschenkt
B
geschonken
C
geschenkd
Slide 19 - Quizvraag
sterk werkwoord. Het voltooid deelwoord van blijven
A
geblijven
B
gebleven
C
gebleedf
D
gebleeft
Slide 20 - Quizvraag
De leraar pakt de pen.
Slide 21 - Open vraag
John tekent een huis.
Slide 22 - Open vraag
Het voltooid deelwoord van:
Zijn vader blijft nog voor het ontbijt.
Slide 23 - Open vraag
Imperfect = verleden tijd
Slide 24 - Tekstslide
De verleden tijd
Slide 25 - Tekstslide
Wat is de imperfect van: zijn
A
was
B
geweest
C
ben
D
is
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de imperfect van:
zeggen
A
zegde
B
zegte
C
zei
Slide 27 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van blijven?
A
Bleven
B
Blijvden
Slide 28 - Quizvraag
verleden tijd van: raden
A
raade
B
raden
C
raadde
D
raadt
Slide 29 - Quizvraag
Wat is dan de verleden tijd van durven?
A
durfde
B
durfte
Slide 30 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van hij draagt?
A
hij draagde
B
hij draagte
C
Hij droeg
D
Hij drieg
Slide 31 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van hij begroet
A
hij begroette
B
hij begroedde
C
Hij begreet
D
Hij begroete
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van
ik mis
A
ik mistte
B
ik miste
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de verleden tijd van
ik heb
A
ik hebde
B
ik had
Slide 34 - Quizvraag
De verleden tijd van hij vindt is:
A
Hij vond
B
Hij vondt
C
Hij vinde
D
Hij vindde
Slide 35 - Quizvraag
Verleden tijd van faxen is:
A
hij faxte
B
hij faxet
C
hij faxde
D
hij faxed
Slide 36 - Quizvraag
Vul in in de verleden tijd: Zij .....(eten) een ijs.
Slide 37 - Open vraag
Vul in: verleden tijd
Wij .............(leren) veel.
Slide 38 - Open vraag
Een voltooid deelwoord
Je vertelt iets dat is gebeurd. Het is klaar: voltooid.
Een voltooid deelwoord begint altijd met ge-.
Soms ook met be, ver, ont, of her. Dan komt er geen ge- voor.
Bij zwakke werkwoorden eindigt het werkwoord op -t of -d.
Bij een voltooid deelwoord hoort altijd een hulpwerkwoord.
Hulpwerkwoorden zijn: zijn, hebben en worden.
Slide 39 - Tekstslide
hulpwerkwoord hebben of zijn?
Je gebruikt bij de voltooide tijd vaak het hulpwerkwoord ‘hebben’.
Ik heb een brief geschreven.
We hebben veel gelachen.
Je gebruikt ‘zijn’ bij een werkwoord dat een verandering van situatie aangeeft, zoals: groeien, veranderen, sterven, verhuizen.
Ik ben gegroeid.
Hij is veranderd.
Slide 40 - Tekstslide
Slide 41 - Video
Meer lessen zoals deze
Werkwoorden: verleden tijd - voltooid deelwoord
Februari 2022
- Les met
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Voltooid deelwoord NT2
Juli 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Voltooid deelwoord NT2
September 2024
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
werk tijdens de summatives speaking - deel 2
Maart 2024
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo lwoo
Leerjaar 1
Zaterdag 18 mei 2024 Herhaling werkwoordspelling
Mei 2024
- Les met
30 slides
Nederlands
Secondary Education
Age 12,13
groep 8 werkwoord spelling cito
Oktober 2024
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
7 dagen geleden
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education
groep 8 werkwoord spelling cito
14 dagen geleden
- Les met
44 slides
nederlands
Primary Education