present simple en lidwoorden a an the en vragen met do/does/is/are

Herhaling Present Simple 


lidwoorden: a/an/the
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Herhaling Present Simple 


lidwoorden: a/an/the

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de present simple?
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Voltooide tijd

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Bij gewoontes en feiten.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Als iets in het verleden gebeurd is.

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

6. Present simple:

Wat zijn signaalwoorden van de present simple?
(meerdere antwoorden mogelijk)
A
always
B
never
C
sometimes
D
last week

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present simple:

Wat is de regel van de present simple?
A
ww + - ed
B
shit = bij she/he/it : ww +-(e)s
C
vorm van to be + ww+-ing

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
Pick the example of the present simple.
A
I was walking in the park.
B
I walked in the park.
C
I am walking there.
D
I walk every day.

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
Pick the example of the present simple.
A
Lucy lived in London.
B
Lucy lives in London.
C
Lucy is Living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
Pick the example of the present simple.
A
I am reading a book.
B
I often read a book.
C
I read a book yesterday.
D
I was reading a book, when he called.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:
Pick the example of the present simple.
A
He is travelling to work.
B
He travelled to work four times a week.
C
He travels to work four times a week.
D
He has travelled to work.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Articles --> Lidwoorden
a/ an /the

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A or an?
Drag the correct word to the correct article.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer 'a'?
A wordt gebruikt voor zelfstandig naamwoorden die qua uitspraak beginnen met een medeklinker (e.g., “s,” “t,” “v”). 

voorbeelden: a chair, a house, a glass, a uniform

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer 'an'?
An wordt gebruikt voor zelfstandig naamwoorden die qua uitspraak beginnen met een klinker (e.g., “a,” “o,” “i”).

voorbeelden: an apple, an orange, an hour

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A
AN
Cockroach
Club
Match
Aircraft
Game
Hour
Stick
Elephant
Owl
Eskimo
Question

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Friday February 5th
Evaluation homework:
Study Stones 10 + 11 pages 22 / 23
Do online chapter 4, Speaking & Stones ex. 10, 11 + 25a
Do paper book ex. 25a page 24

Explanation ARTICLES (= lidwoorden: de, het + een) see page 27
Do online chapter 4 E: Articles – Imperative ex. 28abc, grammar 11, 28de, 29
Do paper book chapter 4 ex. 28abcde, 29 page 26 / 27

Homework
Study Stones 10 + 11 pages 22 / 23
Do online chapter 4 E: Articles – Imperatice ex. 28abc, grammar 11, 28de, 29
Do paper book chapter 4 ex. 28abcde, 29 page 26 / 27


The indefinite article a / an is used for persons or things in general.
(onbepaald lidwoord een)

If words start with a vowel sound (klinker) you use an:
I have an idea.
It takes an hour to travel there.
I only ate an apple and an egg today.

Otherwise, you use a:
I saw a cat.
My friend bought a book.
She only paid a euro for that scarf.
It was a one-hour trip.
The indefinite article 
(onbepaald lidwoord)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Friday February 5th
Evaluation homework:
Study Stones 10 + 11 pages 22 / 23
Do online chapter 4, Speaking & Stones ex. 10, 11 + 25a
Do paper book ex. 25a page 24

Explanation ARTICLES (= lidwoorden: de, het + een) see page 27
Do online chapter 4 E: Articles – Imperative ex. 28abc, grammar 11, 28de, 29
Do paper book chapter 4 ex. 28abcde, 29 page 26 / 27

Homework
Study Stones 10 + 11 pages 22 / 23
Do online chapter 4 E: Articles – Imperatice ex. 28abc, grammar 11, 28de, 29
Do paper book chapter 4 ex. 28abcde, 29 page 26 / 27


Wordt gebruikt wanneer je praat over een specifiek persoon of ding
(bepaald lidwoord de / het)

The book is on the table.
The teacher is talking.


The 
(bepaald lidwoord)

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I will meet you at ... cinema.
timer
0:20
A
the
B
a
C
an
D
...

Slide 17 - Quizvraag

1
My brother is reading ... book.
timer
0:20
A
an
B
a

Slide 18 - Quizvraag

2
Brides often wear .... white dress on their wedding day.
timer
0:20
A
an
B
a

Slide 19 - Quizvraag

3
Austria is ... European country.
timer
0:20
A
an
B
a
C
the

Slide 20 - Quizvraag

4
Vatican City is .... smallest country in Europe.
A
...
B
a
C
the
D
an

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I work as ... hairdresser on Saturdays.
timer
0:20
A
an
B
a
C
the

Slide 22 - Quizvraag

5
School children in England have to wear ... uniform.
timer
0:20
A
the
B
...
C
an
D
a

Slide 23 - Quizvraag

6
... apple a day keeps the doctor away.
timer
0:20
A
An
B
A
C
The

Slide 24 - Quizvraag

7
Do you have ... one-penny coin?
timer
0:20
A
an
B
a

Slide 25 - Quizvraag

8
Welk lidwoord komt voor 'email'?
A
a
B
an

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

the right article (lidwoord) in English
A
de bus
B
it house
C
an home
D
an hour

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoord "a" komt voor bij de volgende woorden.
A
computer, hour, apple, pen
B
computer, hour, pen
C
computer, pen, apple
D
computer, pen

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk lidwoord komt voor 'hour'
A
a
B
an

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden:
egg
A
A
B
An

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden:
idiot
A
A
B
An

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is GEEN lidwoord (article)?
A
a
B
an
C
for
D
the

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

My brother wants to become ____ FBI agent when he gets older.
A
a
B
an
C
the
D
...

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoord "an" komt voor bij de volgende woorden.
A
honest man, American, university, banana
B
honest man, American
C
honest man, American, university
D
honest man, American, banana

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf op: 'A' gebruik je bij...
'An' gebruik je bij...

Slide 35 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Questions 
Do/Does
Do gebruik je bij " I, You, We, You, They."  Do they like apples?

Does
gebruik je bij " He, She, It." Does she like apples?
Am/Is/Are
Bij " Am, is, are" zet je het werkwoord vooraan in de zin

Are you blind?

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

________ you like pizza?

A
Do
B
Does

Slide 37 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

_________ she play tennis?
A
Do
B
Does

Slide 38 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

________ these animals eat carrots?
A
Do
B
Does

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

_______ he live in London?
A
Do
B
Does

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

_______ your father have a red car?
A
Do
B
Does

Slide 41 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak vragend:
My parents are the best.
A
My parents are the best?
B
Are my parents the best?
C
Do my parents are the best?
D
Does my parents are the best?

Slide 42 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak vragend:
A tiger eats meat

Slide 43 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak vragend:
They love eating pancakes.

Slide 44 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

This is a question. (maak vragend)

Slide 45 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 46 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 47 - Video

Deze slide heeft geen instructies