In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen.
Onderdelen in deze les
Over een zuurstofbril mag je
A
0,5 tot 2 liter zuurstof geven
B
Tot 5 liter zuurstof geven
C
Tot 7 liter zuurstof geven
D
Onbeperkte hoeveelheden zuurstof geven
Slide 1 - Quizvraag
Welke bewering over de hoeveelheid zuurstof die verloren gaat, is juist?
A
Deze is het kleinst bij de neusbril
B
Deze is het kleinst bij de neuskatheter.
C
Deze is het kleinst bij de neusslang met sponsje.
Slide 2 - Quizvraag
Je hebt een cilinder met een inhoud van 10 liter en de manometer staat op 65 bar. De zorgvrager krijgt 3,5 liter zuurstof per minuut. Hoeveel uur kun je doen met deze cilinder?
A
3 uur
B
18 uur
C
49 uur
D
185 uur
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de juiste PH waarde om sondevoeding te geven?
A
PH lager dan 5,5
B
PH hoger dan 5,5
C
PH lager of gelijk aan 5,5
Slide 4 - Quizvraag
Cliënt A. heeft sinds een week een neusmaagsonde en 3xdgs voeding. Jij gaat vandaag de sondevoeding aansluiten. Welke bewering over controle ligging sonde is juist.
A
Controle ligging is niet nodig; ze heeft sonde al een week.
B
Eén keer per dag ligging controleren door pH-meting is voldoende.
C
Voor elke toediening ligging visueel controleren.
Slide 5 - Quizvraag
Mw. krijgt uur 1 liter sondevoeding in 8 uur. Hoeveel ml per uur is dit?
A
125
B
150
C
500
D
75
Slide 6 - Quizvraag
Mw. A. klaagt heeft een PEG-sonde en klaagt over een hele droge mond, tong en lippen. Noem 3 tips die je haar kunt geven.
Slide 7 - Open vraag
Bij ACT zwachtelen gebruik je de volgende zwachtels:
A
met lange rek
B
met korte rek
C
maakt niet uit
D
geen van beide
Slide 8 - Quizvraag
Wat is het doel van polsteren?
A
Druk gelijkmatig verdelen
B
Zodat de zwachtel beter blijf zitten
C
Voor de warmte
D
Alle antwoorden zijn goed
Slide 9 - Quizvraag
Urostoma
Colostoma
Ileostoma
Dunne darm
Dikke darm
Stoma van de urinewegen
Slide 10 - Sleepvraag
Welke stoma zie je?
A
Ileostoma
B
Urostoma
C
Colostoma
Slide 11 - Quizvraag
De huidplak verwijder je op van onder het stoma naar boven het stoma.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Een client met een stoma moet.......drinken
A
rond de 1 liter
B
rond de 1,5 liter
C
rond de 2 liter
Slide 13 - Quizvraag
Juist of onjuist? 1. Iemand met een stoma is incontinent 2. Een stoma heeft een kringspier
A
1 en 2 zijn juist
B
1 en 2 zijn onjuist
C
1 is juist
D
2 is juist
Slide 14 - Quizvraag
Hoe herken je een ontsteking bij een stoma?
A
Warm aanvoelen, rood om de stoma heen, pus, pijnlijk en geïrriteerd.
B
Er kan geen ontsteking ontstaan bij een stoma
C
Patient geeft aan dat de stoma pijnlijk is
D
Het goede antwoord staat er niet bij
Slide 15 - Quizvraag
Bij welke stoma gebruik je dit stomazakje? Zie afbeelding.