oefentoets HF5 Beweging

Marjet fietst in 6 minuten naar school.
De afstand van huis naar school is 1,8 km.
Wat is haar gemiddelde snelheid in km/h?
Dino fietst in 6 minuten naar school. 
De afstand van huis naar school is 1,8 km. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h
A
3 km/h
B
10,8 km/h
C
5 km/h
D
18 km/h
1 / 22
volgende
Slide 1: Quizvraag
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Marjet fietst in 6 minuten naar school.
De afstand van huis naar school is 1,8 km.
Wat is haar gemiddelde snelheid in km/h?
Dino fietst in 6 minuten naar school. 
De afstand van huis naar school is 1,8 km. Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h
A
3 km/h
B
10,8 km/h
C
5 km/h
D
18 km/h

Slide 1 - Quizvraag

Albert maakt een fietstocht van 1 uur en 45 minuten.
Zijn gemiddelde snelheid is 5 m/s.
Wat is de afgelegde afstand van Albert in km?
Albert maakt een fietstocht van 1 uur en 45 minuten. Zijn gemiddelde snelheid is 5 m/s. Wat is de afgelegde afstand van Albert in km?
A
7,25 km
B
31,5 km
C
26,1 km
D
8,75 km

Slide 2 - Quizvraag

Een sprinter legt de 100 meter af in 10 seconden.
Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/h.
Een sprinter legt de 100 meter af in 10 seconden. Bereken zijn gemiddelde snelheid in km/h.
A
10 km/h
B
36 km/h
C
3,6 km/h
D
1000 km/h

Slide 3 - Quizvraag

Wat kan je zeggen van de snelheid bij
een eenparige beweging?
Wat kun je zeggen van de snelheid bij een eenparige beweging?
A
de snelheid neemt af
B
de snelheid blijft gelijk
C
de snelheid neemt toe

Slide 4 - Quizvraag

Albert fietst 500 meter in 1 minuut en 20 seconden.
Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?
Albert fietst 500 meter in 1 minuut en 20 seconden.  Wat is zijn gemiddelde snelheid in km/h?
A
6,25 km/h
B
22,5 km/h
C
0,576 km/h
D
416,7 km/h

Slide 5 - Quizvraag

Wat kan je zeggen van de afstand bij
een eenparige beweging?
Wat kun je zeggen over de toename van de afstand bij een eenparige beweging?
A
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd wordt steeds groter
B
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd wordt steeds kleiner
C
de afstand die iedere seconde wordt afgelegd blijft gelijk

Slide 6 - Quizvraag

Wat kan je zeggen van de afstand bij
een eenparige beweging?
Wat kun je zeggen over de toename van de afstand bij een vertraagde beweging?
A
de afstand neemt toe met steeds kleinere waarden
B
de afstand neemt af met steeds kleinere waarden
C
de afstand blijft gelijk

Slide 7 - Quizvraag

Op zijn driewieler heeft Albert
een gemiddelde snelheid van 40 km/h.
In hoeveel seconden legt hij een afstand af van 300 meter?
Op zijn driewieler heeft Albert een gemiddelde snelheid van 40 km/h.  In hoeveel seconden legt hij een afstand af van 300 meter?
A
27 s
B
7,5 s
C
300 s
D
12 s

Slide 8 - Quizvraag

Albert doet met zijn vliegtuig over de afstand
Amsterdam - Bangkok (8500 km) 11 uur.
Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.
Albert doet met zijn vliegtuig over de afstand Amsterdam - Bangkok (8500 km) 11 uur.  Bereken de gemiddelde snelheid in m/s.
A
772,7 m/s
B
93,5 m/s
C
214,6 m/s
D
59,6 m/s

Slide 9 - Quizvraag

Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.

Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Albert doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur. Wat is de gemiddelde snelheid in km/h?

A
3,9 km/h
B
4,8 km/h
C
13,9 km/h
D
17,4 km/h

Slide 10 - Quizvraag

Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.

Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Bij het serveren haalt de bal van toptennisser Albert een snelheid van 180 km/h. De tennisbal legt een afstand van 20 meter af voordat hij de grond raakt. Bereken de tijd totdat de bal de grond raakt

Bereken op 1 decimaal nauwkeurig hoeveel seconden de bal over die 20 meter doet.
A
0,1 s
B
0,4 s
C
2,5 s
D
9 s

Slide 11 - Quizvraag

Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.

Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Albert heeft van zijn fietstochtje een grafiek van de snelheid gemaakt.Bereken de gemiddelde snelheid in km/h.


A
7,5 km/h
B
10 km/h
C
12,5 km/h
D
15 km/h

Slide 12 - Quizvraag

Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.

Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Welke beweging maakt Albert in de afbeelding?
(hij rijdt achteruit)

A
Stilstand
B
Eenparige (constante) beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Eenparig versnelde beweging

Slide 13 - Quizvraag

Luke doet mee aan een triatlon. Hij legt de 3,8 km zwemmen af in drie uur, de 180 km fietsen in zes uur en de 42 km marathon in vier uur.

Bereken de gemiddelde snelheid in km/h voor de hele triatlon op 2 decimalen nauwkeurig.
Welke beweging maakt Albert in de afbeelding?
(hij rijdt vooruit)

A
Stilstand
B
Eenparige (constante) beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Eenparig versnelde beweging

Slide 14 - Quizvraag


Wat voor soort beweging is in deel A van de S,t-grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 15 - Quizvraag


Wat voor soort beweging is in deel B van de S,t-grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 16 - Quizvraag


Wat voor soort beweging is in deel C van de S,t-grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 17 - Quizvraag


Wat voor soort beweging is in deel B van de v,t-grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 18 - Quizvraag


Wat voor soort beweging is in deel C van de v,t-grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 19 - Quizvraag


Wat voor soort beweging is in deel D van de v,t-grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 20 - Quizvraag


Wat voor soort beweging is in deel E van de v,t-grafiek getekend ?
A
Eenparige (constante) beweging
B
Eenparig versnelde beweging
C
Eenparig vertraagde beweging
D
Stilstand

Slide 21 - Quizvraag

De stroboscooplamp flitste om de 0,03 seconden. Hoe lang duurt de hele beweging van Albert?
De stroboscooplamp flitste om de 0,03 seconden. Hoe lang duurt de hele beweging van Albert?
A
0,09s
B
0,12s
C
0,15s
D
geen van deze antwoorden is juist

Slide 22 - Quizvraag