Apostrof

Typ een woord met een apostrof.
1 / 27
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Typ een woord met een apostrof.

Slide 1 - Open vraag

's morgens
A'dam
z'n jas
m'n auto
baby's
A4'tje
Romy's pen
wc's

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

's morgens
Vroeger zei men des morgens
De apostrof staat op de plaats van de

z'n jas
Officieel is het zijn jas

De apostrof kan dus letters vervangen

Slide 5 - Tekstslide

Luister goed
De woorden aan de linkerkant hebben allemaal een lange klank
aa / oo/ uu/ oo /ie/, maar je schrijft ze met één letter.

Om de lange klank te behouden, schrijf je in het meervoud een komma voor de s.

kilo’s

menu's

panda's

kiwi’s

guppy’s

Slide 6 - Tekstslide

let op
Bij woorden op -ee en -ie is dit niet nodig.

Daarom schrijf je de s in die gevallen aan het woord vast.

tralies

abonnees

dictees

toffees

tralies

guppy’s

Slide 7 - Tekstslide

piano
De laatste klank is lang 
De laatste letter is a, i, o, y of u

Dan apostrof s --> 's
piano's

Slide 8 - Tekstslide

Bij welke klinkers gebruik je een 's voor het meervoud?

Slide 9 - Open vraag

Romy's bril
Het is Marions bril maar Anna’s jas.
Als je achter Anna een s zou zetten, zou je de naam niet goed uitspreken.

Sherena's fiets
Hassans laptop


Slide 10 - Tekstslide

Meervoud -s of -'s
A
garage's
B
garages

Slide 11 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's

Slide 12 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
ballerina's
B
ballerinaas

Slide 13 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
pasfoto's
B
pasfotoos

Slide 14 - Quizvraag

Meervoud -s of -'s
A
pasfoto's
B
pasfotoos

Slide 15 - Quizvraag

Pony'tje
Verkleinwoorden van woorden die eindigen op y.

Baby'tje
Lolly'tje
Jury'tje


Slide 16 - Tekstslide

vmbo'er
Woorden met een afkorting of een cijfer.
Deze woorden krijgen een apostrof bij het maken van het meervoud, het verkleinwoord of bij het toevoegen van een achtervoegsel.

Bijvoorbeeld: tv’s, A5’je, vmbo’er.

Slide 17 - Tekstslide

Voor al deze voorbeelden geldt dat je een apostrof gebruikt
ter vervanging van een aantal letters
of om een woord goed uit te spreken.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Schrijf op:
één baby, twee ........

Slide 20 - Open vraag

Schrijf op:
één paraplu, twee ........

Slide 21 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van: kiwi

Slide 22 - Open vraag

Schrijf het meervoud op van: Lolly

Slide 23 - Open vraag

Dit boek is van Emma.
Het is ......... boek.

Slide 24 - Open vraag

Gebruik de apostrof.
des middags

Slide 25 - Open vraag

De auto is van Bruno.
Het is ......... auto.

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide