Past simple vs past perfect

past simple
1 / 13
volgende
Slide 1: Woordweb
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

past simple

Slide 1 - Woordweb

Hoe maak je de past simple?
past simple = ww + ed/onregelmatige vorm of bij vraagzinnen en ontkennende zinnen: did + HEEL WW

Slide 2 - Tekstslide

past perfect

Slide 3 - Woordweb

Hoe maak je de past perfect?
past perfect = had + 3e vorm (voltooid deelwoord)

Slide 4 - Tekstslide

Wat is het belangrijkste VERSCHIL tussen de past simple en de past perfect?

Slide 5 - Open vraag

past simple vs past perfect
Uitleg: wanneer er meerdere dingen in het verleden zijn gebeurd, en uit de zin blijkt dat ze op verschillende momenten plaatsvonden, dan gebruik je voor dat wat het LANGST geleden is de PAST PERFECT.

Slide 6 - Tekstslide

Welke signaalwoorden geven aan dat je de past simple moet gebruiken?

Slide 7 - Woordweb

signaalwoorden past simple
yesterday: We played a great match yesterday.
ago: They bought their new car a week ago.
last: Last year she didn't buy (dus niet: didn't bought!) any new books at all.
in 1942: They moved to France in 1942.
when: I didn't know (niet: knew!)this when I was young.

Slide 8 - Tekstslide

Welke signaalwoorden geven aan dat je de past perfect moet gebruiken?

Slide 9 - Woordweb

signaalwoorden past perfect
before: I had never seen a gold watch before I saw yours.
after: After we had done our homework we went swimming.
until: Until we went to Egypt we had never been abroad.

Slide 10 - Tekstslide

Kies welke werkwoord op welke plek hoort.
They                   caviar last night; they                         caviar before.
eated
never had
ate
had never had

Slide 11 - Sleepvraag

Kies welke werkwoord op welke plek hoort.
After I              a great match, I                  a match with my friend.
played
had played
watched
had watched

Slide 12 - Sleepvraag

Maak een zin met een past simple en een past perfect en één signaalwoord.

Slide 13 - Open vraag