Vertellers

Vertellers
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Vertellers

Slide 1 - Tekstslide

Welke vertelsituaties zijn er?

Slide 2 - Tekstslide

  1. Gedramatiseerde vertellers
    Auctoriale verteller
    Ik-verteller
  2. Niet gedramatiseerderde vertelinstantie
    Personale vertelsituatie (enkelvoudig- en meervoudig personaal)
    Afgezwakt auctoriaal vertellen

Slide 3 - Tekstslide

Wanneer is er sprake van een gedramatiseerde verteller?

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer de verteller een in het verhaal aanwijsbare gestalte aanneemt

Het eerste wat ik mij van W herinner…
Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad… Met het gebruik van ‘onze’ is de verteller zichtbaar en gedramatiseerd.

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerken auctoriale vertelsituatie

Slide 6 - Tekstslide

  • gedramatiseerd (dus een aanwijsbare gestalte in de tekst);
  • het ‘ik’ dat over uitsluitend over anderen vertelt.
  • neemt geen deel aan de handeling.
  • geeft commentaar;
  • heeft inzicht;
  • presenteert twee werelden (de wereld waarin hij zelf beweegt en de wereld van het verhaal dat hij vertelt, waarin personages optreden. Tussen beide werelden bestaat een hiërarchische verhouding.
  • combinatie van de eerste en derde persoon.
     
  • De verteller heeft onbeperkt toegang tot de verhaalwereld, de wereld van de personages.
    De personages hebben echter geen toegang tot de wereld van de verteller.
  • de verteller staat boven het verhaal en heeft alle touwtjes in handen. Heeft er onbeperkte toegang toe. Kan naar believen ingrijpen of op de gebeurtenissen vooruitlopen.
  • de verteller heeft inzicht in het innerlijk, de gedachten en gevoelens van ALLE personages en wordt daarom ook ‘ALWETEND' genoemd.
  • de verteller kan ervoor kiezen om de afloop nog even voor zich te houden.

Slide 7 - Tekstslide

Mogelijkheden van de auctoriale verteller

Slide 8 - Tekstslide

  • presenteert twee werelden: zijn eigen wereld en de verhaalwereld;
  • pretendeert de schrijver te zijn;
  • vertelt in combinatie van eerste en derde persoon;
  • kan ingrijpen, uitweiden, informatie achterhouden, op het verhaal vooruitlopen;
  • heeft inzicht in het innerlijk van de personages;
  • kan commentaar geven;
    * op het verhaal (de personages, de gebeurtenissen) 
    * op het vertellen (metavertellen, metafictie)
    * in algemene zin
  • kan de lezer toespreken;
  • kan een personage toespreken;
  • kan optreden als gids, leidsman, ook in moreel opzicht;
  • kan het kunstmatige karakter van de tekst versterken.

Slide 9 - Tekstslide

Kenmerken ik-vertelsituatie

Slide 10 - Tekstslide

  • gedramatiseerd (dus een aanwijsbare gestalte in de tekst);
  • vertelt over zijn of haar lotgevallen;
  • vertelt over zichzelf en anderen;
  • neemt deel aan de handeling;
  • geeft commentaar;
  • heeft beperkt inzicht;
  • is een aanwijsbare gestalte in de tekst - onderscheid in:
    * vertellende ik (t.t. ik dat vertelt) en
    * belevende ik (v.t. ik over wie wordt verteld, handelen heeft plaatsgevonden vóór het moment van vertellen)
    Ik heb echt geen nare herinneringen aan de hongerwinter. 

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een ik-getuige of getuige-verteller?

Slide 12 - Tekstslide

  • Mengvorm van een verteller die tussen
    de ik-verteller en auctoriale verteller in staat;
  • De verteller speelt een kleine rol in de handeling.

Slide 13 - Tekstslide

Welke vormen van gelaagdheid bestaan er in ik-verhalen?

Slide 14 - Tekstslide

  • lotgevallen van belevende ik komen aan de orde (vertellende ik houdt zich op de achtergrond);
  • accent ligt op de lotgevallen belevend ik, maar vertellende ik geeft kanttekeningen;
  • vertellende ik vertelt ook wat hem in het heden overkomt;
  • vertellende ik en belevende ik lijken met elkaar versmolten te zijn.

Slide 15 - Tekstslide

Welke drie vertelsituaties zijn er?

Slide 16 - Tekstslide

  • Auctoriale vertelsituatie
  • Personale vertelsituatie
  • Ik-vertelsituatie

Slide 17 - Tekstslide

Kenmerken personale vertelinstantie

Slide 18 - Tekstslide

  • is niet gedramatiseerd (er is geen persoon in de tekst die de rol van verteller vervult, maar een anonieme instantie die zich schuilhoudt achter het verhaal);
  • de verteller heeft zich teruggetrokken en presenteert alleen wat de personages denken, voelen, zien, ervaren en meemaken (heeft wel inzicht);
  • neemt geen deel aan de handeling;
  • geeft geen commentaar;
  • romans en verhalen in de derde persoon (hij/zij-vorm)
  • enkelvoudig personaal (focalisatie door één personage)
    * er is een personale vertelsituatie waarbij de lezer slechts één personage van binnenuit leert kennen;
  • meervoudig personaal (focalisatie door meer dan één personage)
    * er is sprake van een personale vertelsituatie waarbij de lezer gedachten- en gevoelswereld van verschillende personages leert kennen

Slide 19 - Tekstslide

Kenmerken afgezwakt auctoriaal vertellen

Slide 20 - Tekstslide

  • is niet gedramatiseerd (er is geen ‘ik’ of wij’);
  • vertelinstantie vertelt ook van ‘bovenaf’ – geeft commentaar, weet wat anderen denken, wijst vooruit…)
  • neemt geen deel aan de handeling;
  • geeft wel commentaar;
  • tekst is in de derde persoon geschreven
  • Er was eens een aardige, lange man die heel arm was en nooit veel te besteden had. Het woord 'aardige' duidt op commentaar van een auctoriale vertelinstantie. Dit komt echte relatief weinig voor. Meestal is het een dus een personale vertelsituatie.

Slide 21 - Tekstslide

gedramatiseerd
neemt deel aan de handeling
commentaar
inzicht
auctoriaal
               ja
            nee
             ja
     ja
ik
               ja
               ja
             ja 
beperkt
personaal
             nee
              nee
           nee
     ja
afgezwakt auctoriaal
             nee
              nee
             ja
      ja
Schema vertelstandpunten

Slide 22 - Tekstslide

Verschillen tussen de 
auctoriale verteller en de ik-verteller

Slide 23 - Tekstslide

  • ik-verteller vertelt wat hij zelf heeft beleefd of ervaren;
    hij is verteller en personage tegelijk.
  • ik-verteller weet niet wat er zich in de hoofden van andere personages afspeelt en de auctoriale verteller wel.
  • ik-verteller heeft geen directe kennis van gebeurtenissen die zich buiten zijn of haar aanwezigheid afspelen en de auctoriale verteller wel.
  • auctoriale verteller neemt zelf niet deel aan de handeling.

Slide 24 - Tekstslide

Overeenkomsten tussen de 
auctoriale verteller en de ik-verteller

Slide 25 - Tekstslide

  • verteller is gedramatiseerd (dus een aanwijsbare gestalte in de tekst);
  • ik-verteller kan zich voordoen als de schrijver zelf;
  • metavertellen: commentaar leveren op het vertelproces zelf;
  • vertellende ik kan, net als auctoriale verteller, in het verhaal ingrijpen, op de gebeurtenissen vooruitlopen, informatie naar believen doseren en zich rechtstreeks tot de lezer richten;
  • vertellende ik kan dus ook allerlei vormen van commentaar geven met betrekking tot het verhaal of in algemene zin.

Slide 26 - Tekstslide

Verschil tussen de 
personale vertelinstantie en de afgezwakt auctoriaal

Slide 27 - Tekstslide

Personale vertelinstantie kan geen commentaar geven, afgezwakt auctoriaal wel.

Slide 28 - Tekstslide

Verschil tussen 
personale vertelinstantie en de
auctoriale verteller / ik-verteller

Slide 29 - Tekstslide

Auctoriale verteller en ik-verteller kunnen commentaar leveren, ingrijpen, vooruitwijzen, lezer aanspreken

Personale vertelinstantie kan dit allemaal niet.

Slide 30 - Tekstslide

Overeenkomst tussen 
personale vertelinstantie en ik-verteller

Slide 31 - Tekstslide

Heeft alleen inzicht in de eigen geest.

Slide 32 - Tekstslide

Overeenkomst tussen
auctoriale verteller en afgezwakt auctoriale vertelinstantie

Slide 33 - Tekstslide

Heeft inzicht in alle personages

Slide 34 - Tekstslide

Verschil tussen
auctoriale verteller en afgezwakt auctoriale vertelinstantie

Slide 35 - Tekstslide

Auctoriale verteller is gedramatiseerd (een aanwijsbare gestalte in de tekst) en afgezwakt auctoriaal is 
niet gedramatiseerd (een anonieme instantie die zich schuilhoudt achter het verhaal)

Slide 36 - Tekstslide