In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Onderdelen in deze les
Welkom bij
Slide 1 - Tekstslide
Wat gaan we doen?
leerdoelen bespreken
huiswerk nakijken
quiz
Slide 2 - Tekstslide
Na deze les
Aan het eind van deze les:
kan je oriënterend lezen om het onderwerp te bepalen
kan je precies lezen om de hoofdgedachte te bepalen
Slide 3 - Tekstslide
Huiswerk nakijken
Cursus 1 Meer dan lezen
§ 2 Onderwerp en hoofdgedachte Opdracht 6 en 7
Slide 4 - Tekstslide
Quiz
Ga op je laptop naar: lessonup.app
Voer de code (linksonder in beeld)
van deze les in,
vul je naam in
en doe mee!
Slide 5 - Tekstslide
Bij oriënterend lezen . . . .
A
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst
B
bekijk je de tekst en lees je de eerste alinea
C
lees je de eerste en laatste zin van elke alinea
D
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt
Slide 6 - Quizvraag
Bij globaal lezen . . . .
A
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt.
B
lees je de eerste en laatste zin van elke alinea.
C
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst.
D
bekijk je de tekst en lees je de 1e alinea.
Slide 7 - Quizvraag
Bij precies lezen . . .
A
lees je de eerste en laatste zin van elke alinea
B
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt
C
bekijk je de tekst en lees je de eerste alinea
D
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst
Slide 8 - Quizvraag
Bij zoekend lezen . . .
A
lees je de 1e en laatste zin van elke alinea.
B
zoek je alleen het stuk tekst dat je nodig hebt.
C
bekijk je de tekst en lees je de 1e alinea.
D
lees je de eerste tot en met de laatste zin van de tekst.
Slide 9 - Quizvraag
Wat doe je als je in een folder de openingstijden van een dierentuin zoekt?
A
De hele tekst precies lezen
B
zoekend lezen
C
oriënterend lezen
D
globaal lezen
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een woordraadstrategie?
A
woordenboek opzoeken
B
synoniem zoeken in de tekst
C
teruglezen
D
op google zoeken
Slide 11 - Quizvraag
Dit is geen woordraadstrategie:
A
synoniem zoeken
B
tegenstelling zoeken
C
alleen vooruit lezen
D
voorbeelden zoeken
Slide 12 - Quizvraag
Welke woordraadstrategie gebruik je om achter de betekenis van 'hardnekkig' te komen?
Mijn broer houdt de waarheid hardnekkig vol, hij houdt vast aan wat hij gezegd heeft.
A
Synoniem
B
Omschrijving
C
Voorbeeld
Slide 13 - Quizvraag
Welke strategie wordt hier gebruikt? Als je op jezelf woont, krijg je te maken met allerlei instanties, zoals verzekeringsmaatschappijen, banken en scholen.
A
synoniem
B
tegenstelling
C
voorbeeld
D
omschrijving
Slide 14 - Quizvraag
Vandaag heb ik amper tijd om boodschappen te doen, terwijl ik gisteren tijd over had.
A
tegenstelling
B
bekend woorddeel
C
omschrijving
D
voorbeeld
Slide 15 - Quizvraag
Wat is een synoniem?
A
Een ander woord dat dezelfde betekenis heeft
B
Een woord dat een andere betekenis heeft
C
Een gerecht uit Italië
D
Een woord dat iets aangeeft in de tekst, bijvoorbeeld 'omdat'
Slide 16 - Quizvraag
Wat is een synoniem voor roddelen?
A
praten
B
kwaadspreken
C
zingen
D
vrouwen die praten
Slide 17 - Quizvraag
Wat is een synoniem voor lokale?
A
nationaal
B
klaslokaal
C
plaatselijke
D
mondiaal
Slide 18 - Quizvraag
Wat is een tegenstelling van 'altijd'?
A
af en toe
B
soms
C
vaak
D
nooit
Slide 19 - Quizvraag
Wat is een tegenstelling?
A
Warm en heet
B
Warm en koud
C
Politie en agent
D
vlug en gauw
Slide 20 - Quizvraag
Een samenstelling bestaat uit:
A
een woord+achtervoegsel
B
een woord+voorvoegsel
C
een woord+woord
Slide 21 - Quizvraag
Welk woord is een samengesteld woord?
A
aardrijkskunde
B
broodmes
Slide 22 - Quizvraag
Samenstelling of afleiding?
modebranche
A
Samenstelling
B
Afleiding
Slide 23 - Quizvraag
Samenstelling of afleiding?
deurtje
A
samenstelling
B
afleiding
Slide 24 - Quizvraag
Samenstelling of afleiding?
moeiteloos
A
Samenstelling
B
Afleiding
Slide 25 - Quizvraag
Wat is een woord met een voorvoegsel?
A
hergebruiken
B
smakeloos
Slide 26 - Quizvraag
Een voorbeeld van achtervoegsels zijn:
A
ongevaarlijk
B
monoloog
C
wantrouwen
D
vindingrijk
Slide 27 - Quizvraag
Welke leesstrategie gebruik je om het onderwerp van een tekst te vinden?
A
precies lezen
B
oriënterend lezen
C
zoekend lezen
D
globaal lezen
Slide 28 - Quizvraag
Wat is het onderwerp van een tekst? Het onderwerp van een tekst...
A
... vertelt in één woord waar de tekst over gaat.
B
... vertelt wat het belangrijkste van de tekst is.
C
... vertelt wat iemand ergens van vindt.
D
... vertelt wat waar of niet waar is.
Slide 29 - Quizvraag
Welke leesstrategie gebruik je om de hoofdgedachte van een tekst te vinden?
A
precies lezen
B
oriënterend lezen
C
zoekend lezen
D
globaal lezen
Slide 30 - Quizvraag
De hoofdgedachte...
A
staat altijd in de inleiding.
B
staat altijd in het slot.
C
moet je altijd zelf bedenken.
D
staat vaak in de inleiding of het slot.
Slide 31 - Quizvraag
De hoofdgedachte geef je weer in
A
één zin
B
één vragende zin
C
één woord
D
een korte samenvatting
Slide 32 - Quizvraag
Aan de slag
Cursus 1 Meer dan Lezen
§ 2 Onderwerp en hoofdgedachte
Opdracht 8, 9 en 10
Slide 33 - Tekstslide
Vragen?
Zijn er nog vragen over deze les?
Slide 34 - Tekstslide
Je weet nu
hoe je het onderwerp en de hoofdgedachte van een tekst kunt bepalen