2kader 4.8 Spelling

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

4.8 Spelling

Start met lezen

4.8 Lesdoelen spelling

Je kunt goed spellen:
*Bijvoeglijke gebruikt voltooid deelwoord
*Samenstelling met tussen-n of  tussen-s

*10 dicteewoorden

Huiswerk?

Schrijf 2 werkwoordsvormen in de vt op van zwakke werkwoorden

Schrijf nu 2 werkwoordsvormen op in de vt van sterke werkwoorden.

4.8 opdracht  1 

Herhalen:

 verleden tijd zwakke werkwoorden,

bijvoeglijke naamwoorden
samenstellingen (tussen-s, tussen-n)

Voltooid deelwoord: zwak of sterk?

Schrijf van beide rijtjes het vdw op:
Bijv. : "Ik heb/ben/word .............." 

begeleiden
verzadigen

frituren
verloten

smelten

bederven

aanbieden
verliezen

Voltooid deelwoord: zwak of sterk?

voltooid deelwoorden 

Nu maken we er bijvoeglijke naamwoorden van: Hoe?

(heb) begeleid
(ben) verzadigd

(heb) gefrituurd
(is) verloot

(is) gesmolten

(is) bedorven

(heb) aangeboden
(heb) verloren

zwak

sterk

Bijvoeglijk gebruikt vdw

De begeleide man
Het verzadigde kind

De gefrituurde patat
De verlote voetbal

gesmolten ijs

bedorven voedsel

aangeboden schilderij
verloren horloge

4.8 Bijvoeglijk gebruikt vdw

4.8 Aan de slag!

Opdracht 4, 5 en 7

4.8 Samenstellingen: tussen-s en -n?

4.8 Aan de slag!

Opdracht 8 en 9  

Totaalopdracht: 10 

Opdracht 11: dicteewoorden vaak overschrijven! 

Daarna: Test Jezelf

                  Numo taken

Hoe bereid je je voor? 

Oefenen voor het 'so' Grammatica en Spelling,  

Test jezelf:         4.7 en 4.8

Versterk jezelf: ww-spelling en woordbenoemen 

Versterk jezelf: Spelling tussen-s/tussen-n

Numo:                taak woordsoorten

Even opfrissen: 4.7 

Pak ook lesstof 4.7 erbij!

Welk antwoord bevat alleen maar aanwijzende vnw'en?
(lesstof 4.7)

1. die, deze, dat, dit, daarom, welke
2. wie, wat, welke, wat voor (een)
3. wijs aan, aanwijzen, aangewezen
4. die, dit, dat, deze zulke, dergelijke, zo'n

Maak een zin met een vragend vnw.
(4.7 lesstof)

Hoeveel vragende voornaamwoorden zijn er?
(lesstof 4.7)

1. 3
2. 4
3. oneindig veel
4. 6

1.Ik denk dat zij het heel goed doet.
2. Wil je dat tegen haar zeggen?

Het woordje 'dat' is in:

1. zin 1: aanwijzend vnw zin 2: aanwijzend vnw
2. zin 1: voegwoord zin 2: voegwoord
3. zin 1: voegwoord zin 2: aanwijzend vnw
4. zin 1: aanwijzend vnw zin 2: voegwoord

Welke aanwijzende vnw'en kun je zelfstandig gebruiken?
Typ ze allemaal (lesstof 4.7)