2.3 Leven in de koloniën

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Opdracht-2a
Welke twee zinnen horen bij het nieuwe bestuur in de koloniën?

A Er zijn veel Europese bestuurders nodig en weinig inheemse bestuurders.
B Europese bestuurders bepalen wat inheemse bestuurders moeten doen.
C Het volk moet gehoorzamen aan Europese bestuurders.
D Het volk moet nog steeds gehoorzamen aan de eigen vorst.
E Inheemse ambtenaren geven opdrachten aan Europese bestuurders.


Slide 3 - Tekstslide

Opdracht-2b
Was het invoeren van een Europees bestuur in de koloniën een culturele, economische, politieke of sociale verandering? Vul het juiste woord in en leg uit.


Een politieke verandering, want 
  • het is een verandering in wie de macht heeft (inheemse vorsten raakten hun macht kwijt aan Europeanen).
 

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht-2c
Er waren in Nederlands-Indië maar heel weinig Nederlanders in vergelijking met de inheemse bevolking, maar toch kon Nederland de macht houden. Welke verklaring staat daarvoor in deze paragraaf? En welke in paragraaf 2?

Paragraaf 3: De Nederlanders kregen hulp van inheemse vorsten.
Paragraaf 2: De Nederlanders hadden betere wapens.

Slide 5 - Tekstslide

opdracht-3
De Europese landen bepaalden de grenzen van hun koloniën in Azië en Afrika. Was het trekken van grenzen een culturele, economische, politieke of sociale verandering? Vul het juiste woord in en leg uit.
Een politieke verandering, want er ontstonden nieuwe landen met een nieuw bestuur en andere wetten.

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht-5a
Geef een eigen omschrijving van de volgende woorden.

– inheemse arbeider: 
  • iemand uit de kolonie die voor een laag loon werkt.
– lokale nijverheid: 
  • bedrijven van de inheemse bevolking waar grondstoffen met de hand bewerkt werden.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht-5b
Onderstreep in de leertekst drie economische gevolgen van het modern imperialisme voor de inheemse bevolking.


Slide 8 - Tekstslide

Opdracht-5c
Maak de juiste combinaties


Slide 9 - Tekstslide

Opdracht-5c
Maak de juiste combinaties


Slide 10 - Tekstslide

Opdracht-6a
Met welk doel voerde de Nederlandse regering het cultuurstelsel in?
A Nederland wilde geld verdienen in Nederlands-Indië.
B Nederland wilde de Indische nijverheid moderniseren.
C Nederland wilde voorkomen dat de bevolking in opstand kwam.
D Nederland wilde zoveel mogelijk gebied veroveren.



Slide 11 - Tekstslide

Opdracht-6b
Koloniën kostten de Europese landen ook geld. Leg dat uit met twee voorbeelden.
  1. Europese landen legden wegen en spoorwegen aan in hun koloniën.
  2. Er waren ambtenaren en soldaten nodig en die moesten betaald worden.




Slide 12 - Tekstslide

Opdracht-6c
Wat was een economisch verschil tussen de tijd van de VOC en de late 19e eeuw?


A In de tijd van de VOC ging het vooral om de handel in specerijen, in de 19e eeuw om het verbouwen van winstgevende gewassen en het winnen van grondstoffen.
B In de tijd van de VOC had de inheemse bevolking een eigen bestuur, in de 19e eeuw moesten inheemse vorsten gehoorzamen aan de Nederlanders.
C In de tijd van de VOC werd er vooral in thee, koffie en suiker gehandeld, in de
19e eeuw handelden de Nederlanders vooral in specerijen.




Slide 13 - Tekstslide

Opdracht-7a
Voor wie was het cultuurstelsel een succes?
A Voor de inheemse boeren.
B Voor de inheemse vorsten.
C Voor de Nederlandse bedrijven.
D Voor de Nederlandse regering.





Slide 14 - Tekstslide

Opdracht-7b
Leg je antwoord op vraag a uit.
  • Het cultuurstelsel was een succes voor de Nederlandse regering, want zij verdiende er erg veel geld mee. Zij kon op deze manier heel goedkoop producten inkopen en ze op de Europese markt duur verkopen.






Slide 15 - Tekstslide

Opdracht-7c
Gebruik vraag a. Leg uit voor welke groep het cultuurstelsel een ramp was. Noem een reden.
  • Het cultuurstelsel was een ramp voor de inheemse boeren,
  • want ze hadden daardoor minder land om rijst op te verbouwen. Zo kwam er honger.






Slide 16 - Tekstslide

Huiswerk
H2.3| Leven in de koloniën
Maken opdrachten 8 t/m 11

Proefwerkweek
Hfd-2 (par. 1 t/m 3)





Slide 17 - Tekstslide

Opdracht-8a
De onderstaande vijf personen hoorden elk tot een andere sociale laag in Nederlands-Indië. Zet de personen in de juiste volgorde. Begin met de persoon in de hoogste positie.
A De witte vrouw van een ondernemer met een koffieplantage
B Een Indische Nederlander met een witte vader en een inheemse moeder
C Een inheemse vorst: een sultan op Sumatra
D Een Javaanse boer
E Een Nederlandse ambtenaar in Nederlands-Indië
De juiste volgorde is: 
  • E, A, B, C, D.





Slide 18 - Tekstslide

Opdracht-8b
Gebruik de personen bij vraag a. Vul de juiste letter in.
Persoon B is van gemengde afkomst.





Slide 19 - Tekstslide

Opdracht-8c
Bekijk je antwoord bij vraag a. Leg uit dat deze indeling van de samenleving racistisch is.
  • De huidskleur bepaalde bij welke sociale laag je hoorde. De inheemse bevolking – hoe slim of rijk  – kon nooit tot een hoge sociale laag kan behoren.




Slide 20 - Tekstslide

Opdracht-9a
Gebruik bron 2. Dit schilderij laat zien dat de Javaanse en Nederlandse cultuur vermengd raakten.
De bestuurder heeft zich laten afbeelden met verschillende symbolen van macht. Geef telkens aan of het een Javaans of Nederlands symbool is.



Slide 21 - Tekstslide

Opdracht-9b
Wat denk je: waarom liet de bestuurder zich afbeelden met Javaanse én Nederlandse symbolen van macht? 
Zijn macht was gebaseerd op twee zaken: 
1. hij erfde de macht zoals alle vorsten van zijn familie en dat liet hij zien met de Javaanse symbolen van macht. 
2. Hij kreeg ook macht van Nederland; dat liet hij zien met het jasje en het wetboek.


Slide 22 - Tekstslide

Opdracht-10a
Leg uit dat deze foto waarschijnlijk is gemaakt na 1900.
Op deze foto zie je
  • een schoolklas met Indonesische kinderen.
Dat past bij de situatie na 1900, want 
  • toen begon de Nederlandse regering met het oprichten van scholen.


Slide 23 - Tekstslide

Opdracht-10b
Om welke twee redenen stichtten Europeanen scholen in hun koloniën?

A Om inheemse kinderen Europese waarden en normen te leren.
B Om inheemse kinderen op te voeden tot Indonesische nationalisten.
C Om inheemse kinderen te leren over hun eigen taal en cultuur.
D Omdat er mensen nodig waren die als ambtenaar konden werken.
E Omdat inheemse kinderen van hun ouders niets leerden.

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht-11a

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht-11b

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht-11c

Slide 27 - Tekstslide

Huiswerk (agenda)
2.4 | Slaven worden vrij
lezen blz. 101 t/m 103
maken opdrachten 2 t/m 5 + 7

Slide 28 - Tekstslide