STIJLFIGUREN 3

Welke stijlfiguren kennen we?
Hyperbool
Eufemisme
understatement
herhaling
tautologie
pleonasme
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Welke stijlfiguren kennen we?
Hyperbool
Eufemisme
understatement
herhaling
tautologie
pleonasme

Slide 1 - Tekstslide

Wat doen we vandaag?
Vandaag behandelen we:
Sarcasme
Ironie
Onomatopee

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Wat is dan nu een onomatopee?

Slide 4 - Tekstslide

Onomatopee
Een onomatopee (of klanknabootsing) is een stijlfiguur waarbij in een of meerdere woorden een geluid wordt nagedaan.

Slide 5 - Tekstslide

Sarcasme en ironie
Sarcasme en ironie zijn beide vormen van spot. Vaak zeg of schrijf je dan het tegenovergestelde van wat je bedoelt.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Ironie
Bij ironie spreken we van milde spot. Je gebruikt het om te laten merken dat je het ergens niet mee eens bent. Vaak komt dit grappig over en worden mensen er niet echt door gekwetst.

Slide 8 - Tekstslide

Voorbeelden van ironie
'Je kletst me de oren van het hoofd', zei de leraar tegen het verlegen meisje.
"Het ziet er weer schitterend uit", zei de trainer toen we in de drenzende regen liepen.
De ANWB meldde dat de gipsvluchten het dit jaar weer goed hadden gedaan.
"Goh, wat ben jij knap, zeg!"
Dat is me een lieve jongen.
Nou, het is me wat moois.
Goh, precies op tijd.

Slide 9 - Tekstslide

Sarcasme
Bij sarcasme is er ook sprake van spot, maar dan van een minder vriendelijke soort. Bij sarcasme zijn de opmerkingen vaak kwetsend.

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden van sarcasme
" Vooral zo door gaan, dan kom je er wel!" Zegt de leraar tegen de slecht presterende leerling.
" Dat soort dingen moet je vooral doen, als je uit de gevangenis wilt blijven." Zegt de agent tegen de jonge crimineel.

Slide 11 - Tekstslide

Opdrachtje.
Schrijf voor jezelf in je eigen woorden op wat de volgende stijfiguren zijn:
Uit de vorige lessen:
Hyperbool
Eufemisme
Understatement
Herhaling
Tautologie
Pleonasme
Onomatopee
Ironie
Sarcasme
Geef hierbij enkele voorbeelden om het te verduidelijken. Doe dit digitaal. Dit zal je uittreksel voor de toets zijn!

Slide 12 - Tekstslide