3h Beeldspraak stijlfiguren

Beeldspraak

Figuurlijk taalgebruik waarbij vergelijkingen een belangrijke rol spelen.

Stijlfiguren

'Trucjes' van de schrijver om de taal levendiger te maken of om indruk te maken op de lezer.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Beeldspraak

Figuurlijk taalgebruik waarbij vergelijkingen een belangrijke rol spelen.

Stijlfiguren

'Trucjes' van de schrijver om de taal levendiger te maken of om indruk te maken op de lezer.

Slide 1 - Tekstslide

STIJLFIGUREN
gebruik je om indruk te maken op een luisteraar of lezer.
 
Het zijn taalmiddelen om dat wat je wilt zeggen, treffender of sterker uit te drukken.


Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
Hierbij wordt er gebruik gemaakt van een herhaling van woorden om datgene wat je zegt te onderstrepen.

Voorbeelden:
Uur na uur bleef het stil.
Tijdens het kamp was het macaroni en nog eens macaroni wat we kregen.

Slide 3 - Tekstslide

opsomming


Voorbeelden:

  •  In de verte zag ik heuvels, bomen, bloemen, geiten en koeien.
  • Merel houdt van aardbeien, kersen, frambozen en bessen.
  • De docent was sloom, saai en slaapverwekkend.

Slide 4 - Tekstslide

tegenstelling

  • stijlfiguur waarbij tegengestelde begrippen worden verbonden
  • bepaalde eigenschap versterken of benadrukken
  • Mooi lijkt immers mooier naast lelijk, goed beter naast slecht.
  • voorbeeld: vrienden door dik en dun


Slide 5 - Tekstslide

Eufemisme
Een woord, zinsdeel of hele zin waarmee iets mooier of vriendelijker wordt voorgesteld dan het in werkelijkheid is.

Het wordt gebruikt om de negatieve gevoelens te verbergen.

Bijvoorbeeld: 
Werkzoekend of baanloos – werkloos
Het kleinste kamertje - wc

Slide 6 - Tekstslide

Hyperbool (overdrijving)


Iets wordt grote gemaakt dan het in werkelijkheid is.


Ik ga dood van de honger.

Slide 7 - Tekstslide

Understatement
- Understatement
Je drukt iets opzettelijk zwakker uit dan het in werkelijkheid is. Je wilt daarmee juist sterker overkomen.
Tegenovergestelde van een hyperbool.

  1. Arjen Robben kan een aardig balletje trappen. ‏
  2. Als je een één voor de toets hebt gehaald, zul je wel een paar foutjes hebben gemaakt.













Slide 8 - Tekstslide

Sarcasme en ironie
Sarcasme en ironie zijn beide vormen van spot. Vaak zeg of schrijf je dan het tegenovergestelde van wat je bedoelt.

Slide 9 - Tekstslide

Ironie
  • vorm van milde, niet kwetsende of beledigend bedoelde (zelf)spot
  • bij verbale ironie wordt het tegenovergestelde gezegd van wat er wordt bedoeld

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeeld van ironie

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden van ironie
'Je kletst me de oren van het hoofd', zei de leraar tegen het verlegen meisje.
"Het ziet er weer schitterend uit", zei de trainer toen we in de drenzende regen liepen.
De ANWB meldde dat de gipsvluchten het dit jaar weer goed hadden gedaan.
"Goh, wat ben jij knap, zeg!"
Dat is me een lieve jongen.
Nou, het is me wat moois.
Goh, precies op tijd.

Slide 12 - Tekstslide

Sarcasme
Bij sarcasme is er ook sprake van spot, maar dan van een minder vriendelijke soort. Bij sarcasme zijn de opmerkingen vaak kwetsend.

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeelden van sarcasme
" Vooral zo door gaan, dan kom je er wel!" Zegt de leraar tegen de slecht presterende leerling.
" Dat soort dingen moet je vooral doen, als je uit de gevangenis wilt blijven." Zegt de agent tegen de jonge crimineel.

Slide 14 - Tekstslide

Hij is zo sterk als een beer = een metafoor. Juist of onjuist?
A
onjuist
B
juist

Slide 15 - Quizvraag

In welke zin staat een Understatement?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.

Slide 16 - Quizvraag

In welke zin staat een Hyperbool?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter heeft erge honger.

Slide 17 - Quizvraag

In welke zin staat een eufemisme?
A
Peter wordt gek van de jeuk.
B
Peter moet een kleine boodschap.
C
Toen Peter klaar was met het overschrijven van de Bijbel, zei hij: "Ach, een kleine moeite."
D
Peter sterft van de honger.

Slide 18 - Quizvraag

Zelf werken
Lezen: Eentje meer van ons (blz 9 t/m 13)
Klaar? Maak opdracht 6 (blz 19) > Inleveren via Classroom


Lezen: Niet alles is wat het lijkt (blz 51-55) en gedicht De Zeeën (blz 60) + maken opdracht 6

Slide 19 - Tekstslide

Zelf werken
- Opdrachtenboekje beeldspraak, stijlfiguren en poëzie
- Opdrachtenboekje inleveren = bonuspunten bij de toets
- Maak de opdrachten over beeldspraak en stijlfiguren

Slide 20 - Tekstslide