Vocabulary A + B

• Engels
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 3

Vocabulary A + B

Kies het juiste antwoord

Vertaal van het Nederlands naar het Engels.
1. een bedrijf beginnen

1. to begin an errand
2. to start a business
3. to adjust a company
4. a work begins

2. rekenen op

1. to calculate up
2. to count on
3. to estimate
4. to rekening

3. werktijden

1. worktimes
2. open and close hours
3. working hours
4. job times

4. beschermen

1. to bescreen
2. to beshield
3. to beware
4. to protect

5. bijbaantje

1. extra job
2. small job
3. sidework
4. part-time job

6. gevaarlijk

1. dangerous
2. unhealthy
3. residual
4. approximately

7. gebied, ruimte

1. spice
2. clear
3. area
4. territory

8. voeren

1. to take
2. to vaar
3. to feed
4. to voed

Vertaal van het Engels naar het Nederlands.
9. scales

1. wegen
2. schubben
3. schaken
4. scheef

10. important

1. import
2. aanbreng
3. belangrijk
4. uitvoer

11. to earn

1. oren
2. verdienen
3. eren
4. leren

12. turtle

1. schildpad
2. duif
3. neushoorn
4. tijger

13. to fall behind

1. afvallen
2. opvallen
3. falen
4. achterop raken

14. to look into

1. onderzoeken
2. inkijken
3. bekijken
4. nakijken

15. to sign up for

1. aantekeningen maken
2. aanmelden voor
3. markeren
4. aangeven

16. paper round

1. A4 papier
2. karton
3. papierbak
4. krantenwijk

Wat is de correcte spelling?
17.

1. bussines
2. busyness
3. businness
4. business

18.

1. messagge
2. message
3. masage
4. mesage

19.

1. mounten
2. moontain
3. moonten
4. mountain

20.

1. to urn
2. to eern
3. to ern
4. to earn

Taak

De rest van de les aan het werk met de weektaak:

Maak de opdrachten 1 t/m 22 op pagina 62 t/m 71 in je boek.

Of werken aan je boekverslag!

Klaar? In overleg met de docent een ander vak.