Bi-4M-12.3 Evolutie van ziekteverwekkers (Paulien)

Wat weet je nog van 12.1 en 12.2 ?
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

Wat weet je nog van 12.1 en 12.2 ?

Slide 1 - Tekstslide

Wat is GEEN belangrijk sleutelbegrip bij evolutie?
A
selectie
B
Generaties
C
Het aangepast zijn van soorten
D
communiceren

Slide 2 - Quizvraag

De ontwikkeling van apen tot mensapen is een voorbeeld van evolutie.
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quizvraag

Welke evolutionaire veranderingen hebben mensapen t.o.v. apen?
A
Opponeerbare duim
B
Verdwijnen van de staart
C
groter hersenvolume
D
Zowel a t/m c

Slide 4 - Quizvraag

Wat is geen argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Overeenkomst in bouw bij organismen
C
Overeenkomst in DNA bij organismen
D
Mensen worden ouder

Slide 5 - Quizvraag

Hoe heette het principe dat volgens Darwin de drijvend kracht achter de evolutie is?
A
Natuurlijke extinctie
B
Natuurlijke selectie
C
Natuurlijke sequentie
D
Natuurlijke reproductie

Slide 6 - Quizvraag

In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald. Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn. Is er in deze populatie sprake van selectie?
A
Nee
B
Ja, van kunstmatige selectie
C
Ja , van natuurlijke selectie

Slide 7 - Quizvraag

De evolutietheorie gaat ervan uit dat:
1. Door mutatie steeds nieuwe ......................... ontstaan. 
2. Als een organisme zich kan aanpassen aan zijn omgeving heeft hij een grotere ............................. Dit verschijnsel noemen we .........................
3. Dat door ......................... een zelfde soort steeds meer kan verschillen van elkaar, omdat ze in een andere omgeving leven. Hierdoor kunnen er uiteindelijk nieuwe ......................... ontstaan. Deze verschillende soorten kunnen zich uiteindelijk niet meer .......................... samen.

soorten
overlevingskans
natuurlijke selectie
isolatie
genotypen
voortplanten

Slide 8 - Sleepvraag

Inleiding voor de volgende 3 vragen:

Slide 9 - Tekstslide

Hoe heet de theorie die verklaart hoe in de loop van de tijd door mutatie
en selectie nieuwe soorten ontstaan uit een gemeenschappelijke voorouder?
A
de mutatie
B
de natuurlijke selectie
C
de evolutie
D
de biologie

Slide 10 - Quizvraag

Welke groep vissen is volgens
de stamboom het langst
geleden als aparte
groep ontstaan?
A
Petrochromis
B
blauwe regenboogvis
C
Plecodus
D
prinses van Burundi

Slide 11 - Quizvraag

Aan welke groep vissen is
een schubbeneter het meest
verwant volgens
de stamboom?
A
Petrochromis
B
blauwe regenboogvis
C
Plecodus
D
prinses van Burundi

Slide 12 - Quizvraag

Kruising schubvissen

Slide 13 - Tekstslide

Het gen voor rechtsmondig is recessief. Uit welke kruising kun je dat met
zekerheid afleiden?
A
1
B
2
C
3

Slide 14 - Quizvraag

Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld?
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan
D
Dat er veel apen zijn.

Slide 15 - Quizvraag

12.3 
Evolutie van Ziekteverwekkers

Slide 16 - Tekstslide

12.3 Leerdoelen
  • Hoe bacteriën resistent worden
  • Hoe nieuwe virussen ontstaan

Slide 17 - Tekstslide

12.3 Begrippenlijst
  • natuurlijke selectie-antibiotica-resistent
  • mutatie

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Slide 21 - Video

Slide 22 - Tekstslide

Gebruik antibiotica moet minder!

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Link

Slide 25 - Tekstslide