§12.3 Evolutie van ziekteverwekkers

12.3 Evolutie van ziekteverwekkers
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

12.3 Evolutie van ziekteverwekkers

Slide 1 - Tekstslide

Programma
- Herhalen 12.1 en 12.2 door LessonUp door deze LessonUp 
vragen te maken
- Uitleg 12.3

Aan de slag met het doorwerken van deze LessonUp!

Slide 2 - Tekstslide


Wat is GEEN belangrijk sleutelbegrip bij evolutie?
A
selectie
B
generaties
C
het aangepast zijn van soorten
D
communiceren

Slide 3 - Quizvraag


De ontwikkeling van apen tot mensapen is een voorbeeld van evolutie. 
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag


Welke evolutionaire veranderingen hebben mensapen t.o.v. apen? 
A
Opponeerbare duim
B
Verdwijnen van de staart
C
groter hersenvolume
D
Zowel a t/m c

Slide 5 - Quizvraag


Wat is GEEN argument voor evolutie?
A
Fossielen
B
Overeenkomst in bouw bij organismen
C
Overeenkomst in DNA bij organismen
D
Mensen worden ouder

Slide 6 - Quizvraag


Hoe heette het principe dat volgens Darwin de drijvend kracht achter de evolutie is?
A
Natuurlijke extinctie
B
Natuurlijke selectie
C
Natuurlijke sequentie
D
Natuurlijke reproductie

Slide 7 - Quizvraag


In een bepaalde populatie komen ongeveer evenveel slakken met lichtgekleurde huisjes voor als slakken met donkergekleurde huisjes. De kleur van de huisjes is erfelijk bepaald. Door een verandering in de omgeving wordt de ondergrond waarop ze leven donkerder. Vogels eten daardoor slakken met lichte huisjes eerder op dan die met donkere. Na een paar generaties blijken er in die populatie bijna geen slakken met lichte huisjes meer te zijn. Is er in deze populatie sprake van selectie?
A
Nee
B
Ja, van kunstmatige selectie
C
Ja , van natuurlijke selectie

Slide 8 - Quizvraag

De evolutietheorie gaat ervan uit dat:
1. Door mutatie steeds nieuwe ......................... ontstaan. 
2. Als een organisme zich kan aanpassen aan zijn omgeving heeft hij een grotere ............................. Dit verschijnsel noemen we .........................
3. Dat door ......................... een zelfde soort steeds meer kan verschillen van elkaar, omdat ze in een andere omgeving leven. Hierdoor kunnen er uiteindelijk nieuwe ......................... ontstaan. Deze verschillende soorten kunnen zich uiteindelijk niet meer .......................... samen.

soorten
overlevingskans
natuurlijke selectie
isolatie
genotypen
voortplanten

Slide 9 - Sleepvraag

Inleiding voor de volgende 3 vragen:

Slide 10 - Tekstslide


Hoe heet de theorie die verklaart hoe in de loop van de tijd door mutatie
en selectie nieuwe soorten ontstaan uit een gemeenschappelijke voorouder?
A
de mutatie
B
de natuurlijke selectie
C
de evolutie
D
de biologie

Slide 11 - Quizvraag


Welke groep vissen is volgens
de stamboom het langst
geleden als aparte
groep ontstaan? 
A
Petrochromis
B
blauwe regenboogvis
C
Plecodus
D
prinses van Burundi

Slide 12 - Quizvraag


Aan welke groep vissen is
een schubbeneter het meest
verwant volgens
de stamboom? 
A
Petrochromis
B
blauwe regenboogvis
C
Plecodus
D
prinses van Burundi

Slide 13 - Quizvraag


Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld?
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan
D
Dat er veel apen zijn.

Slide 14 - Quizvraag

12.3 
Evolutie van ziekteverwekkers

Slide 15 - Tekstslide

Leerdoelen 12.3
Je kunt uitleggen hoe bacteriën resistent worden.
Je kunt uitleggen hoe nieuwe virussen ontstaan.

Slide 16 - Tekstslide

Resistente bacteriën

Resistentie door natuurlijke selectie:
- Iemand is ziek door een bacteriële infectie (blauwe en oranje bolletjes).
- Antibioticum dood de meeste bacteriën, behalve de resistente (oranje).
- Resistente bacteriën vermenigvuldigen zich, geven de eigenschap door.
- Antibioticum werkt niet meer.

Evolutie door natuurlijke selectie gaat snel, omdat bacteriën zich snel voortplanten.

Slide 17 - Tekstslide

0

Slide 18 - Video

Hoe ontstaan nieuwe virussen?

Virussen kunnen door mutaties heel snel veranderen. Bv het griepvirus, is elk jaar net anders.

Verspreiding vindt plaats doordat het virus zich in cellen kan vermenigvuldigen. De cel gaat kapot en de vrijgekomen virussen infecteren andere cellen.

Slide 19 - Tekstslide

Geheel nieuw virus

- Mens of dier is besmet met twee verschillende typen virussen.

- Virussen kunnen DNA uitwisselen, waardoor nieuw type virus ontstaat.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Aan de slag:


Keuze: 
1. Werk deze LessonUp door via de LessonUp klas.
Of 

2. Maak de opdrachten in je werkboek:
§12.3 - opdr. 


timer
1:00

Slide 24 - Tekstslide