Klas 2B week 26

Woordsoorten benoemen
1 / 44
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordsoorten benoemen

Slide 1 - Tekstslide

Woordsoorten

Slide 2 - Woordweb

Woordsoorten
werkwoord ww
lidwoord lw
zelfstandig naamwoord zn
bijvoeglijk naamwoord bn
telwoord tw
voorzetsel vz
bijwoord bw

Slide 3 - Tekstslide

Woordsoorten
persoonlijk voornaamwoord pers.vnw
bezittelijk voornaamwoord bez.vnw
vragend voornaamwoord vr.vnw 
aanwijzend voornaamwoord aanw.vnw
betrekkelijk voornaamwoord betr.vnw
voegwoord vw

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoord
zegt wat iets of iemand doet of wat iets of iemand overkomt

Slide 5 - Tekstslide

Noteer de werkwoorden  in de volgende dia 

Slide 6 - Tekstslide

Dave heeft meteen een afspraak met de tandarts gemaakt.

Slide 7 - Open vraag

Lidwoord
de 
het 
een

Slide 8 - Tekstslide

Noteer het lidwoord in de volgende dia 

Slide 9 - Tekstslide

Mandy ging vroeger elke zomervakantie naar een pretpark.

Slide 10 - Open vraag

Zelfstandig naamwoord
mens, dier of ding
meestal in het meervoud te zetten
meestal een verkleinwoord van te maken
meestal een lidwoord voor te zetten

Slide 11 - Tekstslide

Noteer de zelfstandige naamwoorden in de volgende dia 

Slide 12 - Tekstslide

Op de markt zijn T-shirts van dit merk heel goedkoop.

Slide 13 - Open vraag

Bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Tekstslide

Noteer het bijvoeglijke naamwoord in de volgende dia 

Slide 15 - Tekstslide

De acteurs kregen een exclusieve behandeling van de crew op de filmset

Slide 16 - Open vraag

Telwoord
geeft een hoeveelheid of volgorde aan

Slide 17 - Tekstslide

Noteer het telwoord in de volgende dia 

Slide 18 - Tekstslide

Twee derde van de inwoners van Amsterdam was tegen de aanleg van de tunnel

Slide 19 - Open vraag

Voorzetsel
kan je voor een lidwoord en zelfstandig naamwoord zetten

Slide 20 - Tekstslide

Noteer de voorzetsels in de volgende dia 

Slide 21 - Tekstslide

In werkelijkheid stond Samantha veilig op een richel.

Slide 22 - Open vraag

Bijwoord
Woorden die over blijven

Slide 23 - Tekstslide

Noteer de bijwoorden in de volgende dia 

Slide 24 - Tekstslide

Ik moest er eigenlijk om lachen.

Slide 25 - Open vraag

Persoonlijk voornaamwoord

Slide 26 - Tekstslide

Noteer het persoonlijke voornaamwoord in de volgende dia 

Slide 27 - Tekstslide

Pascalle heeft hem een nieuw tennisracket gegeven voor zijn verjaardag.

Slide 28 - Open vraag

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 29 - Tekstslide

Noteer het bezittelijke voornaamwoord in de volgende dia 

Slide 30 - Tekstslide

Blijer dan dit ga ik niet worden, want ik ben geslaagd voor m'n eindexamen!

Slide 31 - Open vraag

Vragend voornaamwoord
wie
wat
welk(e)
wat voor een

Slide 32 - Tekstslide

Noteer het vraagwoord in de volgende dia 

Slide 33 - Tekstslide

Olivia ging gister met haar hond naar het strand. Weet jij wat voor een hond zij heeft?

Slide 34 - Open vraag

Aanwijzend voornaamwoord
deze
die
dat
dit
zulk(e)
zo'n
dergelijke

Slide 35 - Tekstslide

Noteer het aanwijzende voornaamwoord in de volgende dia 

Slide 36 - Tekstslide

De president was het ermee eens dat de uitvoering van deze campagne te wensen overliet.

Slide 37 - Open vraag

Betrekkelijk voornaamwoord
die
wie
dat
wat

Slide 38 - Tekstslide

Noteer het betrekkelijke voornaamwoord in de volgende dia 

Slide 39 - Tekstslide

Het spektakel dat plaatsvond vlak voor onze neus op de Afrikaanse savanne was erg bijzonder om mee te maken.

Slide 40 - Open vraag

Voegwoord
woorden, woordgroepen en zinnen met elkaar verbinden

dus, en, maar, of, want, aangezien, als, dat, doordat, hoewel, mits, nadat, ofschoon, omdat, opdrat, tenzij, terwijl, toen, voordat, zodat en zodra

Slide 41 - Tekstslide

Noteer het voegwoord in de volgende dia 

Slide 42 - Tekstslide

Mariam heeft de marathon niet uitgelopen, hoewel ze veel had getraind.

Slide 43 - Open vraag

Huiswerk 
BASIS Blok 6 grammatica maken opdrachten 6 en 7 

KADER Blok 6 grammatica maken opdrachten 9 en 10

Slide 44 - Tekstslide