Bij de werkwoorden
am / is / are / can herhaal je het werkwoord.
I can come to the party, can't I?
Let op! Bij zinnen met I am gebruik je aren't I in the question tag.
I’m a good hockey player, aren’t I?
I’m not a good hockey player, am I?
Bij andere werkwoorden gebruik je een vorm van 'do'.
She studies very hard every night, doesn’t she?
Hulpwerkwoorden (can, could, should, would, will, might). Have / has