2. Bewaking en interventies Breathing

Bewaking en interventies Breathing (B)
Zorg in instabiele - en acute situaties 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Bewaking en interventies Breathing (B)
Zorg in instabiele - en acute situaties 

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt van je verwacht?
Dat je kennis hebt van de anatomie en fysiologie van de ademhaling.
Dat je kunt benoemen en herkennen wanneer de luchtweg vrij of bedreigd is (onderscheid A en B)
Dat je kunt benoemen welke interventies er kunnen worden toegepast ter ondersteuning bij de betreffende bedreiging.
Dat je een aantal ziektebeelden kunt benoemen die een bedreigde A en/of B kunnen veroorzaken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie 
  • Wat hebben we behandeld? 
  • Zijn er nog vragen? 
  • Wat neem je mee naar de praktijk uit deze les?

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Programma 
Nabespreken voorbereidende opdracht
Assessment meneer Spaans 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke vragen heb je naar aanleiding van de voorbereidende opdracht?

Slide 6 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. ademprikkel
Ademhalingsfrequentie en – diepte worden gereguleerd door het ademcentrum in de hersenstam. (staan onder invloed van sensoren en zijn gevoeliger voor pCO2 en PH en reageert indirect op PO2 en reflexen uit de periferie)

 

Slide 8 - Tekstslide

De regulering van de ademhaling wordt verzorgd door een n ingewikkeld mechanisme tussen enerzijds het in de hersenen bevindende ademcentrum en anderzijds de zich in de Iongen bevindende zenuwuiteinden: de rekreceptoren (gevoelig voor rek) en pressorreceptoren (reageren op druk) .
Het ademcentrum In de hersenen bevindt zich het ademcentrum dat de ademhaling automatisch regelt en op gang houdt. 

Het ademcentrum kan echter beïnvloed worden door de concentraties kooldioxide en zuurstof in het bloed. Als de concentratie van kooldioxide in het bloed stijgt, wordt het ademcentrum tot grotere activiteit aangezet. Deze invloed van kooldioxide op het ademcentrum is direct De concentratie van zuurstof in het bloed wordt geregistreerd door orgaantjes in de wand van de halsslagaderen.  Vanuit deze orgaantjes loopt een zenuwverbinding naar het ademcentrum.
De sensorische receptoren. Wanneer de long bij inademing uitzet, geven de rekreceptoren dit door aan het ademcentrum in de hersenen hoe verder de long uitzet, hoe sterker de prikkels van deze rekreceptoren worden. Hierdoor stopt de inademing en begint de uitademing. Pressorreceptoren reageren op druk bij het kleiner worden van de long. Ook deze receptoren geven dit door aan het ademcentrum en zorgen op deze wijze voor het beëindigen van de uitademing.

1. ademprikkel
Schrijf even voor jezelf je antwoorden op op onderstaande punten: 
  1. Bedreigingen?
  2. Beoordelen?
  3. Interventies? 

Slide 9 - Tekstslide

  1. Bedreigingen: Medicatie /drugs; centraal/ slaap-apneu; zuurstoftoediening bij COPD; hersenstamproblemen; psychogene stress; epileptisch insult; hoge dwarslaesie (C2 –C4); regionale anesthesie.
  2. Beoordelen:  Ademfrequentie:  adempatroon
  3. Inteventies: goede houding;  afhankelijk oorzaak medicatie (antidotum); ondersteunende beademingsvormen


Slide 10 - Video

Deze slide heeft geen instructies

2. ademarbeid 
Hangt samen met: 
  • Ventilerend volume
  • Elasticiteit en compliantie
  • Uithoudingsvermogen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Ademarbeid en ventilatie 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Ademarbeid en ventilatie 
Schrijf even voor jezelf je antwoorden op op onderstaande punten: 
  1. Bedreigingen?
  2. Beoordelen?
  3. Interventies? 

Slide 13 - Tekstslide

  1. Bedreigingen: Medicatie /drugs; centraal/ slaap-apneu; zuurstoftoediening bij COPD; hersenstamproblemen; psychogene stress; epileptisch insult; hoge dwarslaesie (C2 –C4); regionale anesthesie.
  2. Beoordelen:  Ademfrequentie:  adempatroon, gebruik hulpademhalingsspieren, diepte ademhaling. 
  3. Inteventies: goede houding;  afhankelijk oorzaak medicatie (antidotum); ondersteunende beademingsvormen


3. Gaswisseling 
Afhankelijk van:
  • Concentratieverschillen zuurstof en koolzuurgas
  • Diffusieoppervlakte
  • Diffusieweg 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3. Gaswisseling
Schrijf even voor jezelf je antwoorden op op onderstaande punten: 
  1. Bedreigingen?
  2. Beoordelen?
  3. Interventies? 

Slide 15 - Tekstslide

  1. Bedreigingen: ontstekingen (longontsteking); cardiaal longoedeem; ARDS (Adult Respiratory Distress Syndroom); afwezigheid surfactant; afgenomen diffusieoppervlakte (Tumorgroei, pneumectomie, COPD) ; schadelijke gassen: koolmonoxide/ lachgas
  2. Beoordelen:  Kleur, saturatie, bloedgassen
  3. Interventies: Bewaken vitale functies; zuurstoftherapie; diep bronchiaal uitzuigen; ondersteunen ademhaling met beademingsvormen; medicatie indien nodig: bijvoorbeeld antibiotica/ diuretica. 
  4. Oorzaak behandelen



4. Pulmonale doorbloeding/ perfusie 
  • De doorbloeding van de long ten behoeve van de gaswisseling noemen we perfusie. 
  • Belangrijk is dat er een evenwicht is met de ventilatie in de alveoli. 

Slide 16 - Tekstslide

Fysiologische dode ruimte
De anatomische dode ruimte + de wel geventileerde, maar niet geperfundeerde longdelen. (o.a. in de longtop)

Bij gezonde mensen te verwaarlozen / daar geld bijna: anatomische dode ruimte = fysiologisch dode ruimte.

4. Doorbloeding/perfusie 
Schrijf even voor jezelf je antwoorden op op onderstaande punten: 
  1. Bedreigingen?
  2. Beoordelen?
  3. Interventies? 

Slide 17 - Tekstslide

  1. Bedreigingen: pulmonale hypertensie; pulmonale stuwing; dode-ruimte ventilatie (circulatoire shock, longembolie)
  2. Beoordelen:  halsvenen; bloedgas
  3. Interventies: bij stuwing plasmedicatie of medicatie gericht op bloeddrukdaling; trombolyse bij longembolie; zuurstoftherapie; goede houding; pijnmedicatie indien nodig.


Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke diagnostiek is er verder mogelijk?

Slide 19 - Woordweb

  • Anamnese patient en observaties
  • Vitale functies
  • Saturatie
  • X-thorax/ CT-scan
  • Bloedgassen
  • Laboratoriumwaarde: D-dimeer, bloedkweken, CRP enz

Assessment meneer Spaans 
  • Assessment: ABCDE
  • EWS-score
  • SBAR 

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies