In deze les zitten 44 slides, met interactieve quizzen.
Lesduur is: 70 min
Onderdelen in deze les
Stroom kan wel lopen door een...
A
geleider
B
isolator
C
schakelaar
Slide 1 - Quizvraag
De eenheid van spanning is...
A
Ohm
B
Volt
C
Ampère
D
Joule
Slide 2 - Quizvraag
Spanning is een grootheid. Wat is het symbool voor spanning?
A
U
B
V
C
u
D
A
Slide 3 - Quizvraag
Wat is een isolator?
A
Dat zijn stoffen die stroom goed geleiden
B
Dat zijn de metalen
C
Hetzelfde als geleiders
D
Dat zijn stoffen die geen stroom geleiden
Slide 4 - Quizvraag
Wat zal de lamp doen in deze schakeling?
A
De lamp zal branden, want de stroomkring is gesloten
B
De lamp zal niet branden, want er is geen spanningsbron
C
De lamp zal niet branden, want de stroomkring is open
D
De lamp zal niet branden, want de stroomkring is gesloten
Slide 5 - Quizvraag
Deze stroomkring is ..........
A
gesloten
B
verbonden
C
open
D
ongeschakeld
Slide 6 - Quizvraag
Is dit een open of gesloten stroomkring?
A
Open
B
Gesloten
Slide 7 - Quizvraag
Ampère staat voor
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte
Slide 8 - Quizvraag
Stroomkring
A
Het lampje brandt
B
Het lampje brandt niet
Slide 9 - Quizvraag
stroomkring
A
Het lampje brandt
B
Het lampje brandt niet
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de aanwijzing van de stroommeter?
A
4 A
B
0,4A
C
0,04 A
Slide 11 - Quizvraag
De symbolen in schakelschema's zijn overal ter wereld hetzelfde?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het symbool van de stroomsterkte?
A
A
B
V
C
U
D
I
Slide 13 - Quizvraag
Maakt het uit waar je de stroomsterkte meet?
A
Ja, voor het lampje is die het hoogst
B
Ja, na het lampje is die het hoogst
C
ja, maar je weet niet waar die het hoogste is
D
nee, de stroomsterkte is overal even groot
Slide 14 - Quizvraag
Voorbeelden van spanningsbronnen zijn ....
A
batterij, dynamo, spoel
B
dynamo, elektromagneet, zonnecel
C
batterij, dynamo, zonnecel
D
batterij, zonnecel, elektromagneet
Slide 15 - Quizvraag
Waar hoort de stroommeter om de stroom door lampje 1 te meten?
A
A
B
B
C
C
D
D
Slide 16 - Quizvraag
Wat is de spanning?
A
0V
B
6V
C
18V
D
36V
Slide 17 - Quizvraag
Welke lampjes branden het felste?
A
allemaal even fel
B
parallel-schakeling
C
serie-schakeling
D
branden niet
Slide 18 - Quizvraag
A
Stroommeter
B
Spanningsmeter
C
Spanningsbron
D
Lampje
Slide 19 - Quizvraag
Welk component hoort bij dit symbool?
A
Snoer
B
Batterij
C
Schakelaar
D
Lampje
Slide 20 - Quizvraag
Welke component hoort bij dit symbool?
A
led
B
schakelaar
C
motor
D
bel
Slide 21 - Quizvraag
A
Stroommeter
B
Spanningsmeter
C
Spanningsbron
D
Lampje
Slide 22 - Quizvraag
Wat geeft de spanningsmeter aan?
A
2,5 volt
B
25 volt
C
12,5 volt
D
0 volt
Slide 23 - Quizvraag
Is dit een serie of een parallel schakeling?
A
Serie
B
Parallel
Slide 24 - Quizvraag
Een voltmeter sluit je aan op plaats
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 25 - Quizvraag
In een serieschakeling is de:
A
Stroomsterkte overal gelijk
B
Spanning overal gelijk
C
Energie overal gelijk
D
Vermogen overal gelijk
Slide 26 - Quizvraag
In een parallelschakeling is de:
A
Stroomsterkte overal gelijk
B
Spanning overal gelijk
C
Energie overal gelijk
D
Vermogen overal gelijk
Slide 27 - Quizvraag
De schakelaars staan beide open. Welk lampje brandt als je alleen schakelaar a sluit
A
lampje 1
B
lampje 2
C
lampje 1 en 2
D
geen lampje
Slide 28 - Quizvraag
De schakelaars staan beide open. Welk lampje brandt als je alleen schakelaar b sluit
A
lampje 1
B
lampje 2
C
lampje 1 en 2
D
geen lampje
Slide 29 - Quizvraag
Welk lampje valt ook uit als je lampje 2 losdraait
A
lampje 1
B
lampje 3
C
lampje 4
D
geen lampje
Slide 30 - Quizvraag
Welk lampje valt ook uit als je lampje 4 losdraait
A
lampje 1
B
lampje 2
C
lampje 3
D
geen lampje
Slide 31 - Quizvraag
Welk lampje valt ook uit als je lampje 1 losdraait
A
lampje 2
B
lampje 3
C
lampje 4
D
geen lampje
Slide 32 - Quizvraag
Wat is de spanning van dit stopcontact
A
9 volt
B
200 volt
C
230volt
D
250volt
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de aanwijzing van de stroommeter?
A
4 A
B
0,4A
C
0,04 A
Slide 34 - Quizvraag
De netspanning is 230 V De transformator van je mobieltje verlaagt de spanning naar 5 V
A
1 juist
B
2 juist
C
1 en 2 juist
D
1 en 2 onjuist
Slide 35 - Quizvraag
Wat voor schakelingen zijn dit?
A
A = parallelschakeling
B = serieschakeling,
B
A = serieschakeling
B = parallelschakeling
C
A & B zijn serieschakelingen
D
A & B zijn parallelschakelingen
Slide 36 - Quizvraag
In de schakeling zetten we
schakelaar S1 in stand 2 en schakelaar S2 in stand 1.
Welke lampjes gaan er branden?
A
Alle lampjes
B
Alleen L4
C
L1, L2 en L4
D
L1 en L2
Slide 37 - Quizvraag
In de schakeling wordt de
schakelaar S1 gesloten.
Welke lampjes gaan er branden?
A
Alleen L1 en L2
B
Alleen L3 en L4
C
Alle lampjes
D
Geen lampjes
Slide 38 - Quizvraag
In de schakeling wordt alleen de schakelaar S2 gesloten.
Welke lampjes gaan er branden?
A
Alle lampjes
B
Geen lampjes
C
Alleen L1 en L3
D
Alleen L2 en L3
Slide 39 - Quizvraag
wat is de spanning van deze serie schakeling
A
1,5 v
B
2,5v
C
3 v
D
4,5 v
Slide 40 - Quizvraag
Slide 41 - Sleepvraag
Naomi heeft een stroommeter met drie meetbereiken: 0-50 mA, 0-500 mA en 0-5 A. De stroomsterkte die ze wil meten, ligt tussen 350 en 1250 mA. Welk meetbereik kan ze daarvoor het beste gebruiken?
A
0-5mA
B
0-500mA
C
0-5A
Slide 42 - Quizvraag
Als je twee batterijen in serie wilt schakelen, moet je ze ...