zelfstandig naamwoord lidwoord

WWG?
Hij is maandag naar de dokter geweest.
1 / 28
volgende
Slide 1: Open vraag
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WWG?
Hij is maandag naar de dokter geweest.

Slide 1 - Open vraag

is =
Hij is maandag naar de dokter geweest.

Slide 2 - Open vraag

geweest=
Hij is maandag naar de dokter geweest.

Slide 3 - Open vraag

Welke werkwoordsvorm missen wij nog?

Slide 4 - Open vraag

Doel van de les
Aan het einde van de les; 
Ken je de lidwoorden
weet je wat een zelfstandig naamwoord is

Slide 5 - Tekstslide

Er zijn drie lidwoorden.
Als je er eentje weet mag je het woord typen

Slide 6 - Open vraag

Zelfstandige naamwoorden
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 7 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
me-di-pla-di


Slide 8 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
me di pla di

mensen

Slide 9 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
me-di-pla--di
dieren 

Slide 10 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord
me-di-pla-di
plaatsen en planten

Slide 11 - Tekstslide

Zelfstandig naamwoord
me-di-pla-di
dingen

Slide 12 - Tekstslide

Zelfstandige naamwoorden
Je kan er een lidwoord voor zetten
De stoel,
het fietsje
een Kastanjeboom

Slide 13 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Woordweb

Zelfstandige naamwoorden
eigen namen
Richard   Jurre   Amanda
Vlissingen, Bangkok, Frankrijk
Ardennen, Rijn, Sahara

Slide 15 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord
eigen naam

Slide 16 - Woordweb

Zelfstandige naamwoorden
Je kan er een verkleinwoordje van maken
wolk-wolkje
fiets-fietsje
boom-boompje

Slide 17 - Tekstslide

zelfstandig naamwoord
verkleinwoord

Slide 18 - Woordweb

Zelfstandige naamwoorden
je kan de woorden in het meervoud zetten
wolk-wolken
stoel-stoelen
boom-bomen

Slide 19 - Tekstslide

Is het woord een zelfstandig naamwoord?

formulier
A
ja
B
nee

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
lopen
B
boodschappen doen
C
wekker
D
staan

Slide 21 - Quizvraag

Welk woord is geen zelfstandig naamwoord?
A
aap
B
Sjors
C
bord
D
lekker

Slide 22 - Quizvraag

1. Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
liever
B
slim
C
kans
D
leuk

Slide 23 - Quizvraag

Wat is een
zelfstandig naamwoord?
A
met
B
de
C
voorlichtingsavond
D
meedoen

Slide 24 - Quizvraag

Wat zijn zelfstandig naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 25 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 26 - Quizvraag

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart

Slide 27 - Quizvraag

Zelfstandig naamwoord
Geen zelfstandig naamwoord
glas
prachtig
honden
vriendschap
voor
Castricum
die
alweer

Slide 28 - Sleepvraag