week 13 - introductie módulo 3

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • nieuwe module
  • Herhalen regelmatige werkwoorden 
  • La familia 
  • Tarea 1.1 y 1.2
  • La Semana Santa
semana 13
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Buenos días
¿Qué vamos a hacer?
  • nieuwe module
  • Herhalen regelmatige werkwoorden 
  • La familia 
  • Tarea 1.1 y 1.2
  • La Semana Santa
semana 13

Slide 1 - Tekstslide

Mi familia
Module 3 vind je in teams, sites
Open de module 
en sla op in je mapje Spaans. 

Module 3

Slide 2 - Tekstslide

Noteer in je agenda
Huiswerk voor week 14 
  • leren tarea 1.1 - de familienamen en de regelmatige werkwoorden -ar/-er/-ir.
  • Afmaken stencil regelmatige werkwoorden. 
  • Afmaken tarea 1.2 módulo 3


PLAN 3 LEERMOMENTEN IN


Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van deze les
  • Ken ik de namen van familieleden
in het Spaans.
  • Ken ik de vervoegingen van de regelmatige werkwoorden


LEERDOELEN

Slide 4 - Tekstslide

Los verbos
  • Meerderheid heeft opdrachten 
  werkwoorden vervoegen niet goed gedaan.
  • Belangrijk dat je kent, want dit 
  ga je altijd nodig hebben bij Spaans.
  • Dus we gaan dit weer goed herhalen. 
  • Iedereen moet dit uiteindelijk kunnen.

leerdoel: verbos regulares
Módulo pág. 53

Slide 5 - Tekstslide

verbos regulares
yo
él, ella, usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos, ellas, ustedes
hablar
hablo
hablas
habla
hablamos
habláis
hablan
comer
como
comes
come
comemos
coméis
comen
vivir
vivo
vives
vive
vivimos
vivís
viven
praten
eten
wonen/leven
Leerdoel: werkwoorden

Slide 6 - Tekstslide

De 3 stappen voor het vervoegen van regelmatige werkwoorden in de tegenwoordige tijd: 
HAKKEN
TELLEN
PLAKKEN
HABLAR 
HABL
TÚ = DE 2E PERSOON
AS = DE TWEEDE UITGANG 
HABLAS
HABLAS = 
JIJ PRAAT

Slide 7 - Tekstslide

Stappen om te vervoegen
  • Elke werkwoord in het Spaans heeft een familie: -ar -er of -ir
  • Vind de stam door -ar, -er of -ir eraf te halen
  • plaats de bijbehorende uitgang achter de stam

Slide 8 - Tekstslide

Zet de stappen voor het vervoegen in de juiste volgorde
van boven naar beneden
Juiste uitgang achter de stam plakken
-Er, -ir of -ar van het werkwoord afhalen
De stam houd je over

Slide 9 - Sleepvraag

-AR werkwoorden 
-ER werkwoorden
-IR werkwoorden
hablar 
comer 
vivir
subir 
beber
trabajar
aprender
estudiar
pensar
tener
ir
estar

Slide 10 - Sleepvraag

-ar
-er
-ir
-o
-as
-a
-amos
-áis
-an
-es
-e
-emos
-imos
-éis
-ís
-en

Slide 11 - Sleepvraag

Practicar
Hacemos las tareas en la hoja de trabajo
leerdoel: verbos regulares

Slide 12 - Tekstslide

Introducción
  • Libro de alumno pág 54: leemos el texto.
  • Rellena la lista de vocabulario.
  • Haz el ejercicio 2 
leerdoel: familieleden
Módulo pág. 11, 12

Slide 13 - Tekstslide

Zet de juiste vertalingen bij elkaar
El abuelo
El tío
La madre
El padre
El primo
La hija
De opa
De oom
De moeder
De vader
De dochter
De neef

Slide 14 - Sleepvraag

La familia de Javier
tío
madre
abuelo
hermana
prima
padre
abuela
tía
primo

Slide 15 - Sleepvraag

La familia
Vamos a escuchar 

LA pág 54 ej 3
leerdoel: familieleden
Módulo pág. 11, 12

Slide 16 - Tekstslide

La familia
Vamos a hablar
LA pág 54 ej 4 Vertel elkaar in het 
Spaans hoe je familieleden heten

 
leerdoel: familieleden
Módulo pág. 11, 12

Slide 17 - Tekstslide

familieleden
  • el padre + la madre = los padres
(de vader + de moeder = de ouders)
  • el hermano + la hermana = los hermanos
(de broer + de zus = de broers en zussen)
  • el nieto = la nieta = los nietos
(de kleinzoon + de kleindochter = de kleinkinderen)

Slide 18 - Tekstslide

¿sabías que...?
In Spanje heeft iedereen 2 achternamen.
De dochter van Pedro Sánchez Rodriquez en Carmen Martínez Ordúñez heet:
Lucía Sánchez Martínez

Slide 19 - Tekstslide

La familia

Módulo: ej 1.2 pág 13 y 14
leerdoel: familieleden
Módulo pág. 13, 14

Slide 20 - Tekstslide

La Semana Santa

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Los nazarenos 
El paso
Los soldados romanos
Las cofradías
El capataz
Los costaleros
Bijvoorbeeld een tafel versierd met beelden van de Maagd Maria of Jezus.
Dragen Jezus aan het kruis
Dragen "el paso" tijdens de  processie 
Hij leidt "de paso" en geeft instructies aan de "costaleros".
Organiseert de processies, broederschap/gilde
Lopen voor "el paso" 

Slide 25 - Sleepvraag

Nazarenos

Het meest in het oog springend in de Semana Santa processies van Andalusië zijn de boetedoeners (=nazarenos), die hun gezicht grotendeels bedekt hebben met hoge puntmutsen (=caripotes).


Deze mutsen stammen uit de tijd van de Spaanse Inquisitie, toen de veroordeelden om boete te doen verplicht werden een puntmuts te dragen die gezicht, rug en borst bedekte. Door het dragen van de puntmuts waren zij dichter bij de hemel, dacht men toen.
Verschillende broederschappen hebben later dit soort boetedoenings-kleding met puntmuts overgenomen. Sommige boetelingen lopen op blote voeten, dragen een kruis of slepen aan hun enkels een ketting mee.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Jueves Santo
Heilige donderdag.

El día de su arresto y su última cena.

Slide 28 - Tekstslide

Viernes Santo
Heilige Vrijdag

El día de su crucifixión.

Slide 29 - Tekstslide

El domingo de Ramos
Palmzondag

Se conmemora la entrada de Jesús en Jerusalén, cuando se colocaron ramas de palma en su camino.

Slide 30 - Tekstslide

Domingo y Lunes de pascua (Pascua Florida)
Pasen
Se conmemora el paso de Jesús de la muerte a la vida, se celebra la resurrección de Cristo tras pasar tres días muerto.

Slide 31 - Tekstslide

¿Qué significan los huevos de Pascua?
El huevo es un símbolo de la Pascua que representa el inicio de la vida y la fertilidad
Para los cristianos, simboliza la Resurrección de Jesucristo y la esperanza de una nueva vida.

Slide 32 - Tekstslide

El conejo de Pascua
Es el encargado de traer los huevos.
Es considerado también  símbolo de la vida y la fertilidad por su gran capacidad reproductiva.


Slide 33 - Tekstslide

Postres típicos de Samana Santa




La mona de Pascua

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Video

Slide 36 - Tekstslide

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Wanneer wordt 'la semana santa' gevierd?
A
De laatste week van december
B
In de zomervakantie
C
Wanneer wij carnaval vieren
D
De week voor Pasen

Slide 39 - Quizvraag

Waarom dragen sommige mensen puntmutsen tijdens Semana Santa?
A
Ziet er leuk uit
B
Dichter bij de hemel
C
Om anoniem te blijven
D
Ze gaan er beter van denken

Slide 40 - Quizvraag

De kleur van de kleding heeft te maken met de heilige persoon die word vereerd
A
Waar
B
Niet waar

Slide 41 - Quizvraag

Wat wordt er tijdens Semana Santa gevierd?
A
Het christendom
B
Maria en Josef
C
De dood van Christus
D
De dood van keizer Constantijn de 3de

Slide 42 - Quizvraag

Hoeveel processies zijn er tijdens Semana Santa?
A
Elke zondag een
B
Elke dag een
C
Drie per dag
D
Meerdere per dag

Slide 43 - Quizvraag

Wat is dit?
A
el paso
B
el nazareno
C
la saeta
D
la capa

Slide 44 - Quizvraag

Wat is dit?
A
el costalero
B
la cofradía
C
la saetae
D
el paso

Slide 45 - Quizvraag