Werkwoordspelling

 Werkwoordspelling


Les 2 Werkwoordspelling
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

 Werkwoordspelling


Les 2 Werkwoordspelling

Slide 1 - Tekstslide

Wat is niet goed gespeld?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Schema werkwoordspelling
Weet je het nog?

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de eerste stap die je neemt om te kijken of een werkwoord op een d of t eindigt?
A
Ik kijk in welke tijd het staat
B
Ik zoek de persoonsvorm op
C
Ik doe het op gevoel
D
Ik doe maar wat

Slide 7 - Quizvraag

De stappen
1. Is het een pv? 
Ja?

- pv in de tt = stam of stam + t
- pv in de vt = 't exkofschip of 't sexy fokschaap






       

Slide 8 - Tekstslide

1. PV Tegenwoordige tijd
Ik (worden) morgen 15 jaar. 
Ik loop morgen...... 
Dus:
Ik word morgen 15 jaar (zonder t). 

Slide 9 - Tekstslide

PV tegenwoordige tijd
Hij (worden) morgen 15 jaar.
Hij loopT morgen....
Dus:
Hij wordT (met t) morgen 15 jaar. 

Slide 10 - Tekstslide

'T SeXy FoKSCHaaP
PV in verleden tijd?

Hele werkwoord
- en eraf halen
- Laatste letter in 'T SeXy FoKSCHaaP?
Ja? -> stam van ww+te (n)
Nee? -> Stam van ww + de(n)

Slide 11 - Tekstslide

Leny (verven) gisteren haar bruine haar blond. 
Hele werkwoord = verven
-en eraf: verV
Laatste letter (=V) in 'T SeXy FoKSCHaaP?
Nee
Stam +de = verf+de= Verfde

Slide 12 - Tekstslide

Kees (starten) zijn scooter vorige week meerdere keren. 
Hele werkwoord = starten
-en eraf: starT
Laatste letter (=V) in 'T SeXy FoKSCHaaP?
JA
Stam +te = start+te= startte

Slide 13 - Tekstslide

De stappen 
 Is het geen pv?
Maak het woord langer, hoor je -t? Dan schrijf je-t. 
Hoor je -d? Dan schrijf je -d. 
Zo kort mogelijk schrijven. 





Slide 14 - Tekstslide

3. Marije ....(vinden) de les leuk
A
Vint
B
Vind
C
Vindt
D
Vintd

Slide 15 - Quizvraag

(Worden)....jij morgen 15?
A
Wort
B
Word
C
Wordt

Slide 16 - Quizvraag

Ik (verven).... gisteren mijn muur geel.
A
Verf
B
Verft
C
Verfte
D
Verfde

Slide 17 - Quizvraag

Wij (verspreiden)...... de folders vorige week door het hele dorp.
A
Verspreiden
B
Verspreden
C
Verspreeden
D
Verspreidden

Slide 18 - Quizvraag

2. Hij heeft een verhaal ....... (vertellen).
A
vertelt
B
verteld

Slide 19 - Quizvraag

1. Hij ........ (vertellen) een verhaal (tt).
A
Vertelt
B
Verteld
C
Vertelte
D
Vertelde

Slide 20 - Quizvraag

Brandde
wordt
word
Brandt
Zij...... haar vingers aan de pan. 
......jij bakker? 
Jij....fietsenmaker, toch? 
Mirjam....vorige week haar vingers aan de oven. 

Slide 21 - Sleepvraag

Begrijp je na deze les de werkwoordspelling EEN BEETJE beter?

Slide 22 - Poll

Laatste letter: -t of een -d

Veel woorden eindigen aan het eind met een t-klank.

- Bij sommige woorden schrijf je de t-klank als een -t;

- Bij andere woorden schrijf je de t-klank als een -d.


Bij werkwoorden schrijf je de t-klank soms als -dt. Dat wordt in een andere les uitgelegd.


Slide 23 - Tekstslide

t-klank: laatste letter een -t

Woorden als:


staart - wit - kist

- (het is) gelukt - kast -

klant - zacht - kat - rit


Slide 24 - Tekstslide

t-klank: laatste letter een -d

Woorden als:


hond - wild - grond

- (ik ben) geslaagd - brand -

mond - kind - zand - goud


Slide 25 - Tekstslide

VERLENGPROEF

Als het woord géén persoonsvorm is, dan gebruik je de verlengproef om te horen of je een -t of een -d aan het eind van een woord moet schrijven.


Je maakt het woord met een t-klank langer met -e, -en of -ig.

Je hoort dan of je een -t of een -d moet schrijven.

Slide 26 - Tekstslide

VOORBEELD

root of rood?


Langer maken met -e:

rode


Je hoort een -d, dus je schrijft ROOD

Slide 27 - Tekstslide

VOORBEELD

aart of aard?


Langer maken met -ig:

aardig


Je hoort een -d, dus je schrijft AARD

Slide 28 - Tekstslide

VOORBEELD

kast of kasd?


Langer maken met -en:

kasten


Je hoort een -t, dus je schrijft KAST

Slide 29 - Tekstslide