H3.3 + herhalen H3

Wat gaan we doen?
  • Herhalen H3 tot nu toe
  • Maken 3.3
  • Aan het werk 3.3 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen?
  • Herhalen H3 tot nu toe
  • Maken 3.3
  • Aan het werk 3.3 

Slide 1 - Tekstslide

Als iets arbeid verricht dan moet er
A
een afstand worden afgelegd
B
een kracht zijn
C
een kracht zijn en een afstand worden afgelegd
D
een sterke kerel zijn

Slide 2 - Quizvraag

Het symbool van vermogen is ........
en de eenheid van vermogen is .........

A
P en W
B
U en V
C
I en A
D
P en mA

Slide 3 - Quizvraag

Soortelijke warmte is...
A
de hoeveelheid energie die nodig is om 1 gram stof 1 °F te laten stijgen in temperatuur
B
de hoeveelheid energie die nodig is om 1 kilogram stof 1 °C te laten stijgen in temperatuur
C
de temperatuur die nodig is om 1 gram stof 1 °C te laten stijgen in energie
D
de hoeveelheid energie die nodig is om 1 gram stof 1 °C te laten stijgen in temperatuur

Slide 4 - Quizvraag

Welke energie-omzetting heb je in een gasbrander?
A
chemische energie → elektrische energie
B
bewegingsenergie → chemische energie
C
elektrische energie → warmte + licht
D
chemische energie → warmte + licht

Slide 5 - Quizvraag

De formule voor arbeid is...
A
W = Δ E x k
B
W = m x g x h
C
W = P x t
D
W = F x s

Slide 6 - Quizvraag

Bereken de hoeveelheid arbeid die deze man verricht heeft.

Slide 7 - Open vraag

Welk energiestroomdiagram is correct?

Q= warmte
A
diagram A
B
diagram B
C
diagram C
D
diagram D

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de eenheid van soortelijke warmte?
A
Joule (J)
B
Joule per gram (J/g)
C
Joule per graad Celsius (J/°C)
D
Joule per kg x graden Celsius (J/kg x °C)

Slide 9 - Quizvraag

Wat is het symbool van soortelijke warmte
A
Q
B
m
C
c
D
ΔT

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel energie heb je nodig om 20 kg water te laten koken (100 graden Celcius) wat een begintemperatuur heeft van 23 graden Celsius en een soortelijke warmte van 4,2 J/(kg.oC)

Slide 11 - Open vraag

Doelen §3.3
  • Weten wat soortelijke warmte is
  • Rekenen met soortelijke warmte 

Slide 12 - Tekstslide

Warmtetransport 
Stukje herhalen over warmte transport 

Filmpje  over warmtetransport 

Slide 13 - Tekstslide

Warmte uitwisselen
- Koude theelepel in kop warmte thee roeren
- Lepel warmt op thee koelt af 
- Temperatuur blijft stijgen en dalen tot dat de lepel en de thee de zelfde temperatuur hebben 
- De energie die wordt uitgewisseld = Warmte (Q) 
- twee voorwerpen wisselen warmte uit dan is:
    



Tlepel=stijgt
Tthee=daalt
Qaf=Qop

Slide 14 - Tekstslide

Soortelijke warmte 
Video met uitleg wat soortelijke warmte is en hoe je er aan moet rekenen 

Slide 15 - Tekstslide

Soortelijke warme 
Noteer in je schrift! 
Grootheid
afkorting
eenheid
afkorting
Warmte 
Q
Joule 
J
Soortelijke warmte 
c
Joule/ (kilogram per graden celcius) 
J/(kg x °C)
Massa
m
kilogram
kg
Temperatuurverschil
Graden Celcius
°C
Q=cmΔT
ΔT

Slide 16 - Tekstslide

Temperatuur eenheden
De temperatuur kan ook in Kelvin (K) zijn ipv graden Ceclcius

Dan is de soortelijke warmte in J/ (kg x K) 

Slide 17 - Tekstslide

Aan het werk
Lezen 3.3 in stilte
Maken 3.3 opdrachten: 24, 26AB, 27, 28 & 29A

Slide 18 - Tekstslide