In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Der und Ein Gruppe
Stap voor stap
Nimmt Seite 155 (H) und 157 (A) vor euch
Slide 1 - Tekstslide
Extra uitleg
Deze lesson up biedt jullie extra uitleg over het schema van de naamvallen. Mocht je het hierna nog niet snappen, neem dan alsjeblieft contact met mij op!
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
De voorzetsels
Deze moet je gewoon in je hoofd stampen.
aus, bei, mit, nach, seit, von, zu krijgen de 3e naamval
bis, durch, für, gegen, ohne, um krijgen de 4e naamval
Slide 4 - Tekstslide
De betekenis
3e naamval:
aus = uit
bei = bij
mit = met
nach = na, naar
von = van, door
zu = naar (bij personen)
Slide 5 - Tekstslide
De betekenis
4e naamval:
durch = door
für = voor
ohne = zonder
um = om
bis = tot
gegen = tegen
Slide 6 - Tekstslide
Nu eerst even oefenen
sleep de juiste vertaling naar het juiste voorzetsel
Slide 7 - Tekstslide
uit
naar (personen)
van, door
na, naar
bij
sinds
met
von
zu
seit
nach
mit
bei
aus
Slide 8 - Sleepvraag
door
tot
zonder
tegen
om
voor
bis
um
ohne
für
gegen
durch
Slide 9 - Sleepvraag
tot zover de voorzetsels
Voor VWO zijn er ook de Wechselpräpositionen. Heb je daar vragen over, dan kun je mij die stellen (eerder al uitgelegd)
dan gaan we nu verder met de der en de ein Gruppe
Slide 10 - Tekstslide
Geen voorzetsel?
onderwerp = 1e naamval
meewerkend voorwerp = 3e naamval
lijdend voorwerp = 4e naamval
Slide 11 - Tekstslide
Bij welk zinsdeel je de 1e naamval?
A
Onderwerp
B
Meewerkend voorwerp
C
Lijdend voorwerp
Slide 12 - Quizvraag
Stel er staat geen voorzetsel in de zin, wanneer gebruik je dan de 3e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 13 - Quizvraag
Stel er staat geen voorzetsel in de zin, welk zinsdeel gebruik je dan in de 4e naamval?
A
onderwerp
B
meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
Slide 14 - Quizvraag
Der Gruppe
Woorden die als de woorden der/die/das worden vervoegd. Deze worden namelijk in de derde en vierde naamval anders vervoegd.
Slide 15 - Tekstslide
Der Gruppe
De dikgedrukte uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen in de ein-Gruppe, maar dan beginnen ze met een d.
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e
der
die
das
die
3e
dem
der
dem
den (+n)
4e
den
die
das
die
Slide 16 - Tekstslide
ein-Gruppe
De woorden in de ein-Gruppe zijn de bezittelijke voornaamwoorden. Weet je ze niet meer? Kijk dan
A = Seite 155
H = Seite 154
Slide 17 - Tekstslide
Ein Gruppe
De dikgedrukte uitgangen zijn gelijk aan de uitgangen in de der-Gruppe, maar dan met het woordje ein
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
1e
ein
eine
ein
eine
3e
einem
einer
einem
einen (+n)
4e
einen
eine
ein
eine
Slide 18 - Tekstslide
Proefzin stap voor stap
Eerst doen we een zin met een woord uit de der-Gruppe.
Het gaat om de zin:
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
Slide 19 - Tekstslide
Stap 1
Welk woord moet ik vertalen?
Slide 20 - Tekstslide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
Mit
B
de
C
Lehrerin
D
gesprochen
Slide 21 - Quizvraag
Stap 2
Hoort het woord bij de der- of bij de ein- Gruppe
Slide 22 - Tekstslide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
der-Gruppe
B
ein-Gruppe
Slide 23 - Quizvraag
Stap 3
Is het zelfstandig naamwoord na het te vertalen woord een der, die of das?
Slide 24 - Tekstslide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
der
B
die
C
das
D
die (mv)
Slide 25 - Quizvraag
Stap 4
Staat er een voorzetsel in de zin?
Slide 26 - Tekstslide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
nee
B
ja
Slide 27 - Quizvraag
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen. Wat is het voorzetsel?
A
mit
B
de
C
Lehrerin
D
gesprochen
Slide 28 - Quizvraag
Stap 5
Bij welke naamval hoort dit voorzetsel?
Slide 29 - Tekstslide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
A
1e naamval
B
3e naamval
C
4e naamval
Slide 30 - Quizvraag
Stap 6
Wat wordt dan de juiste vertaling van het woord "de"?
(als het goed is kun je via de hotspot de der-Gruppe er bij pakken, maar dit mag ook via je boek)
Slide 31 - Tekstslide
Mit ...... (de) Lehrerin habe ich gestern gesprochen.
der Gruppe
A
dem
B
die
C
den
D
der
Slide 32 - Quizvraag
Stappenplan ten einde
Nu ken je de stappen voor de der-Gruppe. Voor de ein Gruppe doe je precies het zelfde, maar dan kijk je dus in ein in plaats van der. Om er even mee te oefenen heb ik nog een aantal open vragen waarin je zelf het juiste antwoord in moet typen. Hierbij hoef je geen hoofdletters te gebruiken.
Slide 33 - Tekstslide
Durch ... (de) Mann habe ich die Prüfungen geschafft.
Slide 34 - Open vraag
Für ..... (mijn) Sohn habe ich Nachhilfe organisiert
Slide 35 - Open vraag
Nach ... (de) Schule spiele ich Fußball.
Slide 36 - Open vraag
Zu .... (mijn) Kinder.. (mv) bin ich immer streng. Let op, hier moet je ook het znw invullen!
Slide 37 - Open vraag
Um ... (een) guten Blick (m) zu bekommen brauchen wir eine Übersicht.