Repaso Gramática Unidad 6C1 + Frases claves

Repaso Gramática Unidad 6 + frases claves
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Repaso Gramática Unidad 6 + frases claves

Slide 1 - Tekstslide

Gramática unida 6C1+frases claves
Gramática Unidad 6:
Onregelmatige werkwoorden:
Venir=komen
Cerrar=sluiten
Jugar=spelen
Dormir=slapen
Hacer=doen/maken
Ir=gaan
Gebiedende wijs:
Tú/vosotros
Onregelmatige vorm (jij-vorm)
Hacer=haz
Poner=pon
Deci=di
Salir=sal
Ir=ve
Venir=ven
Ser=sé
Tener=ten

Slide 2 - Tekstslide

Unidad 6 Gramática
1. De presente van onregelmatige werkwoorden
2. El imperativo (Gebiedendewijs) 

Slide 3 - Tekstslide

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. (Weet je een woord niet? zoek het op!)
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor Collantes

Slide 4 - Sleepvraag

Verbos regulares:

Slide 5 - Tekstslide

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep de -AR werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo...................perfectamente el inglés.
1. Tú...............la salsa y el flamenco.
2. Pedro.............música española en su dormitorio.
5. Nosotros..................bien.
4. Carlos y tú .............por el parque.
6. Juan y María .......................en la escuela.
hablo
bailas
escucha
camináis
cantamos
estudian

Slide 7 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -ER
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
COMO
APRENDES
BEBES
CORREMOS
VENDEN
APRENDEMOS
VENDÉIS
BEBE
COMEMOS
VENDO
APRENDEN
COME
CORRE
BEBÉiS

Slide 8 - Sleepvraag

Sleep de -ER werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo................un libro en el salón.
1. Tú.............paella.
2. Pedro.............en la cocina.
5. Nosotros..................un café y un refresco.
4. Carlos y tú............holandés.
6. Juan y María .......................francés.
leo
comes
come
aprendéis
bebemos
aprenden

Slide 9 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -IR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
VIVÍS
VIVIMOS
ESCRIBE
VIVO
ABRO
ESCRIBIMOS
ABREN
VIVES
ESCRIBEN
VIVE

Slide 10 - Sleepvraag

Sleep de -IR werkwoorden naar de juiste plek.
3.  Yo................un correo electrónico.
1. Tú.............la puerta.
2. Pedro.............en Barcelona.
5. Nosotros..................en Helmond.
4. Carlos y tú............en el salón.
6. Juan y María......un Whatsapp a sus amigos.
escribo
abres
vive
discutís
vivimos
escriben

Slide 11 - Sleepvraag

YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
hablo
bebo
habláis
come
vivimos
escriben
vivís
hablan
preguntamos
vives
vende
compran
escuchas
escucháis
vive
bebemos
compro
bailas
bailáis
leemos
habla
leen
escuchas
pregunto

Slide 12 - Sleepvraag

Presente van onregelmatige werkwoorden
Cerrar
Ir
yo
cierro
voy
cierras
vas
él/ella/usted
cierra
va
nosotros/as
cerramos
vamos
vosotros/as
cerráis
vais
ellos/ellas
cierran
van

Slide 13 - Tekstslide

Presente van onregelmatige werkwoorden
Venir
Hacer
yo
vengo
hago
vienes
haces
él/ella/usted
viene
hace
nosotros/as
venimos
hacemos
vosotros/as
venís
hacéis
ellos/ellas
vienen
hacen

Slide 14 - Tekstslide

Presente van onregelmatige werkwoorden
Jugar
Dormir
yo
juego
duermo
juegas
duermes
él/ella/usted
juega
duerme
nosotros/as
jugamos
dormimos
vosotros/as
jugáis
dormís
ellos/ellas
juegan
duermen

Slide 15 - Tekstslide

María                                       Pedro

 "Voy a casa de Pedro"    IR+A 

María                                     Pedro

"Vengo de casa de Pedro"  VENIR+DE
 

Slide 16 - Tekstslide

Presente onregelmatige werkwoorden:
Ellos-cerrar

Slide 17 - Open vraag

Presente onregelmatige werkwoorden:
Vosotros-ir

Slide 18 - Open vraag

Presente onregelmatige werkwoorden:
Yo-jugar

Slide 19 - Open vraag

Presente onregelmatige werkwoorden:
Él-hacer

Slide 20 - Open vraag

Presente onregelmatige werkwoorden:
Usted-dormir

Slide 21 - Open vraag

El imperativo (gebiedende wijs)
  • Advies te geven.
  • Aanwijzingen te geven.
  • Een verzoek te doen.
  • Een bevel te geven.
  • Uit te nodigen.
  • Toesteming te geven.

Slide 22 - Tekstslide

Imperativo

Slide 23 - Tekstslide

El imperativo (gebiedende wijs)
  • Advies te geven.
  • Aanwijzingen te geven.
  • Een verzoek te doen.
  • Een bevel te geven.
  • Uit te nodigen.
  • Toestemming te geven.

Vosotros

Slide 24 - Tekstslide

Imperativo

Slide 25 - Tekstslide

Imperativo: estudiar (tú)
A
estudia
B
estudias
C
estudio
D
estudiamos

Slide 26 - Quizvraag

Imperativo: beber (tú)
A
bebo
B
bebe
C
beba
D
bebu

Slide 27 - Quizvraag

Imperativo: escribir (tú)

A
escribes
B
escribo
C
escribir
D
escribe

Slide 28 - Quizvraag

Imperativo: comprar (vosotros)
A
compran
B
compras
C
comprad
D
compro

Slide 29 - Quizvraag

Imperativo: leer (vosotros)

A
leo
B
leed
C
lee
D
leid

Slide 30 - Quizvraag

Imperativo: vivir (vosotros)

A
vivid
B
vivi
C
vive
D
vivad

Slide 31 - Quizvraag

Imperativo: hacer (tú)
A
haz
B
haces
C
hace
D
hago

Slide 32 - Quizvraag

Imperativo: salir (tú)
A
sales
B
sales
C
sale
D
sal

Slide 33 - Quizvraag

Imperativo: tener (tú)
A
tenes
B
tienes
C
ten
D
tengo

Slide 34 - Quizvraag

Imperativo (gebiedende wijs)
Tú-pegar

Slide 35 - Open vraag

Imperativo (gebiedende wijs)
Vosotros-abrir

Slide 36 - Open vraag

Imperativo (gebiedende wijs)
Tú-(salir)

Slide 37 - Open vraag

Imperativo (gebiedende wijs)
Tú-(ir)

Slide 38 - Open vraag

Imperativo (gebiedende wijs)
¡Cierras la puerta! (tú)
A
correcto
B
incorrecto

Slide 39 - Quizvraag

Imperativo (gebiedende wijs):
¡Hablad más despacio, por favor! (vosotros)
A
correcto
B
incorrecto

Slide 40 - Quizvraag

Imperativo (gebiedende wijs):
¡Estudia para el examen! (tú)
A
correcto
B
incorrecto

Slide 41 - Quizvraag

Vertaal de zin naar het Spaans:
Waar sport je?

Slide 42 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Spaans:
Waar bevindt zich je huis?

Slide 43 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Spaans:
Wat doe je morgen?Morgen ga ik naar school.

Slide 44 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Spaans:
Hoe ga je naar school?Ik ga met/op de fiets.

Slide 45 - Open vraag

Vertaal de zin naar het Spaans:
Hoe laat gaat de bibliotheek open?

Slide 46 - Open vraag


ik kan de onregelmatige werkwoorden van unidad 6 goed vervoegen.
1 (NO0
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO0

Slide 47 - Poll


ik ken de vervoegingen van de ww voor de gebiedende wijs.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 48 - Poll


ik ken alle zinnen van unidad 6.
1 (NO)
2
3
4
5
6
7
8
9
10 (SÍ, POR SUPUESTO)

Slide 49 - Poll