H5 Afkortingen

AFKORTINGEN
Verkleinwoorden
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

AFKORTINGEN
Verkleinwoorden

Slide 1 - Tekstslide

AFKORTINGEN

We kennen in het Nederlands diverse afkortingen:

- tv

- dhr.

- t.k.

- AH

- Z.K.H.

Slide 2 - Tekstslide

Zo schrijf je afkortingen
• Afkortingen van namen van bedrijven, organisaties en landen schrijf je met hoofdletters: BMW, VVD, GB, RTL, VN. 
• 
  • Afkortingen waarvan je de woorden altijd volledig uitspreekt, schrijf je met punten: a.u.b., bijv., e.d.,  m.a.w., o.a., t.w.v., z.o.z.

Slide 3 - Tekstslide

• De meeste andere afkortingen schrijf je met kleine letters, zonder punten: vmbo, bh, cv, ov, pin, sms. 
 
Gebruik bij twijfel over de schrijfwijze van het verkleinwoord of de afkorting een (online) woordenboek.

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent t.k.?

A
te krijgen
B
te koop
C
te kleuren

Slide 5 - Quizvraag

Kort op de juiste manier af:
in plaats van

Slide 6 - Open vraag

Kort op de juiste manier af:
Volkswagen

Slide 7 - Open vraag

Kort op de juiste manier af:
per persoon

Slide 8 - Open vraag

Er wonen ............... 17 miljoen mensen in Nederland.

A
m.b.v.
B
ca.
C
o.a.
D
m.a.w.

Slide 9 - Quizvraag

Kort op de juiste manier af:
Nederlandse Spoorwegen

Slide 10 - Open vraag