01. B3.1 Waarom sparen? (18-11-24)

H3 Geld over en te kort
B) Paragraaf 1: Waarom sparen?
KGT) Paragraaf 1: 
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H3 Geld over en te kort
B) Paragraaf 1: Waarom sparen?
KGT) Paragraaf 1: 
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Huiswerk
Hoofdstuk 3 
  • B) Paragraaf 1: Waarom sparen?
  • KGT) Paragraaf 1: 
B) Rekentrainer 3.1
Aan de slag
Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Terugblik

Slide 3 - Tekstslide

Doel 3.1
Theorie:
  •  Ik kan aangeven dat er verschillende doelen zijn om te sparen.
  • Ik kan uitleggen waardoor de rente kan verschillen.

Rekenvaardigheden:
  • Ik reken de rente over spaargeld uit.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

  • Koopkracht betekent
     hoeveel je kan kopen van je
     geld.
Koopkracht
Door te sparen verschuif je de koopkracht naar de toekomst.

Slide 6 - Tekstslide

Spaarmotieven
Sparen voor een doel
Sparen uit voorzorg
Sparen voor rente

Slide 7 - Tekstslide

Rente 2% bedrag €2.000.000
€40.000 per jaar aan rente
Rente 2% bedrag €1.000
€20 per jaar aan rente

Slide 8 - Tekstslide

Spaarvormen
Als je gaat sparen kun je bij de bank kiezen voor verschillende spaarvormen:
  • bij elke spaarvorm gelden andere regels;
  • soms meer rente als je het spaargeld een tijd vastzet;
  • soms bonusrente, bijv. als je gedurende een bepaalde tijd geen geld opneemt;
  • soms boeterente als je eerder geld opneemt dan de afgesproken periode.

Slide 9 - Tekstslide



Spaarrekening
  • Geen vast rentepercentage
  • Geen vaste looptijd
  • Opnemen en storten is
      altijd mogelijk


Spaardeposito
  • Vast rentepercentage
  • Vaste looptijd
  • Opnemen en storten tijdens
     de looptijd niet mogelijk        
Spaarvormen
Flexibel!
Je kan altijd bij je geld!
Niet flexibel!
Je kan pas bij je geld na de looptijd!

Slide 10 - Tekstslide

Hoeveel rente krijg je?

Je krijgt meer als je:
- een hoger rentepercentage krijgt
- meer geld op je spaarrekening hebt
- je geld langere tijd 'vast' zet.

Slide 11 - Tekstslide

Rekenvaardigheden
B 3.1) De rente over spaargeld
Ik let er op dat ik:
  • Een berekening geef
  • De eenheid erbij zet: €
  • Een komma zet ipv een punt
  • 2 cijfers achter de komma zet

Slide 12 - Tekstslide

De rente over spaargeld
Rente bereken je als volgt:
• Bereken eerst het rentebedrag per jaar.
• Reken daarna het rentebedrag om naar de juiste periode.
Voorbeeld
Er staat € 600 op een spaarrekening tegen 4 procent rente.
• 4% rente is per jaar: € 600 : 100 × 4 = € 24
• Dat is gedurende 4 jaar: € 24 × 4 = € 96
• Dat is gedurende 4 maanden: € 24 : 12 × 4 = € 8

Slide 13 - Tekstslide

VRAGEN?

Slide 14 - Tekstslide


BK
Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 1
+
Leren Hoofdstuk 3:
paragraaf 1


KGT
Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 1
+
Leren Hoofdstuk 3:
paragraaf 1


Huiswerk 19 november
10 december: Toets Hoofdstuk 3

Slide 15 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 16 - Tekstslide

Waarom sparen?

  • Sparen voor een grote uitgave
  • Sparen voor de rente
  • Sparen om tegenvallers op te kunnen vangen

Slide 17 - Tekstslide

Een hoger rente bedrag
Je krijgt een hoger bedrag aan rente als:
- het rentepercentage hoger is
- er meer geld op je spaarrekening staat
- Je je spaargeld 'vast' zet 

Slide 18 - Tekstslide

Verschillende spaarrekeningen

  • een spaarrekening waar je altijd geld vanaf kunt halen;
  • een spaardeposito waar je je geld vast zet voor een bepaalde tijd en tussentijds niet mag opnemen.

Slide 19 - Tekstslide

Er zijn drie spaarmotieven (reden om te sparen):
  • Sparen voor een grote uitgave (doel)
  • Sparen voor een onverwachte 
      uitgave (uit voorzorg)
  • Sparen voor de rente
Spaarmotieven

Slide 20 - Tekstslide