HAVO 4 - 4 mars

Bonjour ! 
- Zet je camera aan

- Leg je telefoon naast je, we gaan het gebruiken


Fijne les! 
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Bonjour ! 
- Zet je camera aan

- Leg je telefoon naast je, we gaan het gebruiken


Fijne les! 

Slide 1 - Tekstslide

Aujourd'hui 
- Herhalingsoefening
- Grammaire C

 Leerdoel : Jullie begrijpen hoe de persoonlijk voornaamwoorden in het Frans werken. 

Slide 2 - Tekstslide

Welke zin is juist?
A
Je sais ne pas
B
Je ne sais pas

Slide 3 - Quizvraag

Grammatica
Je ne sais pas.

'Ne' komt voor de persoonsvorm en 'pas' erna. 

Slide 4 - Tekstslide

Welke zin is juist?
A
Je n'aime pas ce film
B
Je ne aime pas ce film

Slide 5 - Quizvraag

Grammatica
Je n'aime pas ce film.

Als het woord na de ontkenning met een klinker begint, is de goede vorm n'

Slide 6 - Tekstslide

Welke zin is juist?
A
Je n'ai pas rangé ma chambre
B
J'ai ne rangé pas ma chambre
C
J'ai ne pas rangé ma chambre

Slide 7 - Quizvraag

Grammatica
Je n'ai pas rangé ma chambre.

'Ne' komt voor de persoonsvorm en 'pas' erna. 

Slide 8 - Tekstslide

"Ik heb geen enkel idee"

Hoe zeg je geen enkel in het Frans?
A
ne...aucun
B
ne...pas du tout
C
ne...pas non plus
D
ne...pas encore

Slide 9 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Je ne me sens pas capable d'aller à l'école.
B
Je me ne sens pas capable d'aller à l'école.

Slide 10 - Quizvraag

Grammatica
Je ne me sens pas capable d'aller à l'école.

Bij wederkerende werkwoorden en bij zinnen met een persoonlijk voornaamwoord komt het voornaamwoord tussen ne en de persoonsvorm te staan.


Slide 11 - Tekstslide

Welke zin is juist?
A
Ne peut personne prévoir l'avenir.
B
Personne ne peut prévoir l'avenir.

Slide 12 - Quizvraag

Grammatica
Personne ne peut prévoir l'avenir.
Als niemand het onderwerp is, dan vertaal je dat met 'personne ne'.


Rien n'est simple.
Als niets het onderwerp is, dan vertaal je dat met rien ne/n'.





Slide 13 - Tekstslide

Grammatica
Wat is een persoonlijk voornaamwoord ?
Het persoonlijk voornaamwoord verwijst naar een persoon of een groep personen, zonder ze bij naam te noemen.

Bijvoorbeeld : 
"Hij" in plaats van Jan in de zin : Hij is lang
"Hun" in de zin : Ik geef hun een boek

Slide 14 - Tekstslide

Grammatica
Persoonlijk voornaamwoord als onderwerp in het Frans. 



Zonder p. vnw. 
Met p. vnw. 
Les français aiment les courts métrages. 
Ils aiment les courts métrages.
Fransen mensen houden van korte films. 
Ze houden van korte films. 

Slide 15 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord als onderwerp in het Frans. 

NL
Frans
Voorbeeld
Ik
Je
J'aime les courts métrages. 
Jij
Tu
Tu aimes les courts métrages. 
Hij / Zij
Il / Elle
Elle aime les courts métrages. 
Wij
Nous
Nous aimons les courts métrages. 
Jullie / U
Vous
Vous aimez les courts métrages. 
Zij
Ils / Elles
Ils aiment les courts métrages. 

Slide 16 - Tekstslide

Welke p. v.n.m moet je gebruiken in het Frans voor "Mon frère et moi"

Slide 17 - Open vraag

Welke p. v.n.m moet je gebruiken in het Frans voor "Sarah et Julie"

Slide 18 - Open vraag

Grammatica
Persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp in het Frans. 



Zonder p. vnw. 
Met p. vnw. 
Il regarde le film.
Il le regarde. 
Hij kijkt naar de film
Hij kijkt naar het

Slide 19 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord als onderwerp in het Frans. 

NL
Frans
Voorbeeld
mij / me
me, m'
Jan me regarde. 
jou / je
te, t'
Jan te regarde. 
hem / haar
le, l'
la, l'
Jan le / la regarde. 
ons
nous
Jan nous regarde. 
jullie / u
vous
Jan vous regarde. 
hen / hun / ze
les
Jan les regarde. 

Slide 20 - Tekstslide

Welke p. v.n.m als lijdend voorwerp moet je gebruiken in het Frans voor "Je"

Slide 21 - Open vraag

Welke p. v.n.m als lijdend voorwerp moet je gebruiken in het Frans voor "Sarah et Julie"

Slide 22 - Open vraag

Grammatica
Persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp in het Frans. 



Zonder p. vnw. 
Met p. vnw. 
Je donne un livre à Adrien.
Je lui donne un livre.
Ik geef een boek aan Adrien
Ik geef hem een boek.

Slide 23 - Tekstslide

Persoonlijk voornaamwoord als onderwerp in het Frans. 

NL
Frans
Voorbeeld
mij / me
me, m'
Jan me donne un livre. 
jou / je
te, t'
Jan te donne un livre. 
hem / haar
lui
Jan lui donne un livre. 
ons
nous
Jan nous donne un livre. 
jullie / u
vous
Jan vous donne un livre. 
hen
leur
Jan leur donne un livre. 

Slide 24 - Tekstslide

Welke p. v.n.m als meewerkend voorwerp moet je gebruiken in het Frans voor "Il"

Slide 25 - Open vraag

Welke p. v.n.m als lijdend voorwerp moet je gebruiken in het Frans voor "Sarah et Julie"

Slide 26 - Open vraag

Tips
Om te weten welk persoonlijk voornaamwoord je moet gebruiken, moet je goed kijken naar de functie van het woord in de zin: is het een onderwerp, een lijdend voorwerp of een meewerkend voorwerp?

Je kunt het meewerkend voorwerp herkennen doordat het in de (originele) zin begint met het voorzetsel à.


Slide 27 - Tekstslide

Tips
Voorbeeld : 

"J'offre un cadeau à Adrien" --> Je lui offre un cadeau
"J'envoie un message à Louis" --> Je lui envoie un message


Slide 28 - Tekstslide

Plaats in de zin
Als er in de zin een heel werkwoord staat, dan staat het persoonlijk voornaamwoord voor het hele werkwoord.



Ce film va sûrement me plaire.
Deze film zal me vast bevallen.

Slide 29 - Tekstslide

Plaats in de zin
Als er in de zin geen heel werkwoord staat, dan staat het persoonlijk voornaamwoord voor de persoonsvorm, ook bij de ontkenning



Ce film m’a bien plu. 
Deze film is mij goed bevallen.
Ce film ne m’a pas plu.
Deze film is mij niet bevallen.

Slide 30 - Tekstslide

Is de zin juist of niet?

"Il me va offrir un cadeau"
A
Ja
B
Nee

Slide 31 - Quizvraag

Plaats in de zin
"Il va m'offrir un cadeau"

Slide 32 - Tekstslide

Is de zin juist of niet?

"Il m'a offert un cadeau"
A
Ja
B
Nee

Slide 33 - Quizvraag

Is de zin juist of niet?

"Il me n'a pas offert un cadeau"
A
Ja
B
Nee

Slide 34 - Quizvraag

Plaats in de zin
"Il ne m'a pas offert un cadeau"

Slide 35 - Tekstslide

Oefeningen
37a : Luister naar de audio. Het is een liedje. Je moet voor elke zin uitvinden als het voorwerp een voorwerp als lijdend of meewerkend voorwerp. (COD = Lijdend voorwerp en COI = meewerkend voorwerp). 
37b : Vind uit als de onderstreepte woorden lijdend of meewerkend voorwerpen zijn

Slide 36 - Tekstslide

Oefeningen
37c : Zet de woorden in de goede volgorde om correcte zinnen te maken.
38a : Herschrijf de hele zin. Hier moet je het onderwerp met een persoonlijk voornaamwoord vervangen. 
38b : Er zijn 3 afbeeldingen. Voor elk blaadje maak een zin om te beschrijven wat er aan de hand is. Je moet een lijdend of meewerkend persoonlijk voornaamwoord gebruiken. 

Slide 37 - Tekstslide

Aan de slag!

Jullie moeten oefeningen 37 en 38 maken. 

Slide 38 - Tekstslide

Huiswerk

Leer de grammatica.
Woordenschat B (NL --> Fr). 
Vergeten niet om de schrijfopdracht af te maken en het te sturen. 

Slide 39 - Tekstslide