Oefening: plaats het bijvoeglijk naamwoord
Plaats het bijvoeglijk naamwoord op de juiste plaats in de zin:
De kat drinkt melk. (zwarte)
De auto rijdt door de stad. (snelle)
Het meisje zit op de bank. (stille)
De groenteschotel is ons avondeten. (lekkere)
Het ringetje is voor de bruid. (gouden)