Les 22 - Formuleren §3 Verwijzen met deze, die dit en dat

Les 22 - Formuleren §3 Verwijzen met deze, die dit en dat
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 22 - Formuleren §3 Verwijzen met deze, die dit en dat

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hallo 1vhtb
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en je leesboek
Wat gaan we doen vandaag?
  • Lezen
  • Nakijken opdrachten §2
  • Wat weet je al?
  • Uitleg Verwijzen met deze, die, dit en dat
  • Zelfstandig werken
  • Afsluiting

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al?
Vul aan
Ik zie een meisje op straat. Welk meisje?
.... meisje!

Wil je de pan van het vuur halen? Welke pan?
.... pan!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al?
Vul aan
Ik zie een meisje op straat. Welk meisje?
Dat meisje!

Wil je de pan van het vuur halen? Welke pan?
.... pan!

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al?
Vul aan
Ik zie een meisje op straat. Welk meisje?
Dat meisje!

Wil je de pan van het vuur halen? Welke pan?
Die pan!

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESDOELEN:

Ik kan/weet...

- Op de juiste manier met deze, die, dit en dat verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijzen met deze, die, dit en dat
Een zelfstandig naamwoord is een de-woord (de kamer, de oorlog) of een het-woord (het verhaal, het paleis). 

De-woorden zijn mannelijk (m) of vrouwelijk (v)
Het-woorden zijn onzijdig (o). 

Dat noem je het woordgeslacht.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijzen met deze, die, dit en dat
Je kunt het woordgeslacht opzoeken in een (online) woordenboek:
 
zolder, de (m) = mannelijk
mening, de (v) = vrouwelijk
varken, het (o) = onzijdig

Tip: verkleinwoorden zijn altijd onzijdig: het egeltje (o); het handje (o).

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Woordenboek
Bijvoorbeeld: Van Dale
https://www.vandale.nl/


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijzen met deze, die, dit en dat
Zo gebruik je de informatie over het woordgeslacht:

Bij mannelijke en vrouwelijke woorden gebruik je de, deze en die:
- de tulp, deze tulp, die tulp; de muis, deze muis, die muis.

Bij onzijdige woorden gebruik je het, dit en dat:
- het opstel, dit opstel, dat opstel; het ringetje, dit ringetje, dat ringetje.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijzen met deze, die, dit en dat
Aan de combinatie onbepaald lidwoord – bijvoeglijk naamwoord – zelfstandig naamwoord kun je vaak zien of je met een de-woord of een het-woord te maken hebt. Bij een de-woord komt er na een namelijk wél een e achter het bijvoeglijk naamwoord, bij een het-woord niet:

- de dure ring – een dure ring, het mooie schilderij – een mooi schilderij
- de lange film – een lange film, het spannende boek – een spannend boek

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Enkelvoud en Meervoud 
De mier     --> deze / die   mier
Het huis     --> dit / dat      huis
Het kind    --> dit / dat       kind

De mieren --> deze / die    mieren
De huizen  --> deze / die    huizen
De kinderen --> deze / die kinderen 

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwijzen met deze, die, dit en dat
Met verwijswoorden kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt.

 



Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kies: die, deze, dit of dat.
Ga naar: www.vandale.nl (online woordenboek)

1. De aanvoerder, ..... de zilveren bokaal omhooghield, kwam het podium op.
2. Het shirt ..... daar hangt, vind ik wel mooi, maar ..... hier staat me absoluut niet.
3. Max kreeg straf voor een filmpje van een docent, ..... hij op internet plaatste.
4. Deze oude tas van mij mag je wel gebruiken, maar ...... nieuwe leen ik niet uit.
5. Toen Marieke de trui met University of Florence zag, kocht ze ..... meteen.

Slide 15 - Tekstslide

1. die 
2. dat
3. dat
4. deze/die
5. deze/die 
Zelf oefenen
Cursus 6 - Formuleren §3 Verwijzen met deze, die, dit en dat
Wat: Maak van § 3 opdracht 2 en 3 (blz. 235)
Hoe:  Zelfstandig in je schrift.
Hulp: Theorie uit je boek, docent.
Tijd: 15 min.
Uitkomst: Geoefend met persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Klaar?
Lezen in je leesboek of ander huiswerk
timer
15:00

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

LESDOELEN:

Ik kan/weet...

- Op de juiste manier met deze, die, dit en dat verwijzen naar mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fijn weekend!
Ruim rustig op en blijf rustig zitten tot de bel gaat.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies