Les 3 grammatica uitleg HH pv, wg en ow

Grammatica
3
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Grammatica
3

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer je?
-We herhalen de persoonsvorm en het onderwerp
We leren:
-Hoe vind je een werkwoordelijk gezegde in de zin?

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
1) Bekijk nu het volgende filmpje. Wat kom je te weten over het werkwoordelijk gezegde?


Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Wat is de persoonsvorm in de volgende zin: Wij zouden op de fiets naar huis gaan.
A
fiets
B
zouden
C
zouden gaan
D
zouden op de fiets gaan

Slide 5 - Quizvraag

Goed of fout? Het werkwoordelijk gezegde is hetzelfde als de persoonsvorm.
A
Goed
B
Fout
C

Slide 6 - Quizvraag

Werkwoordelijk gezegde
-alle werkwoorden in de zin
-persoonsvorm hoort erbij

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het wg?

Slide 8 - Open vraag

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de volgende zin: De leerlingen waren het SO aan het maken.
A
waren
B
waren maken
C
waren het SO maken
D
waren aan het maken

Slide 9 - Quizvraag

Slide 10 - Link

Het onderwerp
Zinsdelen, het onderwerp van een zin

Hoe vind je het onderwerp?

Manier 1
  1. Zoek de persoonsvorm
  2. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin
  3. Stel de vraag Wie / Wat + persoonsvorm
  4. Het antwoord op die vraag is het onderwerp
Manier 2
  1. Zoek de persoonsvorm
  2. Zet streepjes tussen de zinsdelen van de zin
  3. Verander de persoonsvorm van getal: enkelvoud wordt meervoud of meervoud wordt enkelvoud
  4. Het zindsdeel dat mee verandert, is het onderwerp

Slide 11 - Tekstslide

Paragraaf grammatica zinsdelen
Wat is het onderwerp in deze zin?

Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John de Mol bestaat al meer dan vijf jaar.
A
meer dan vijf jaar
B
Het bekende Nederlandse televisieprogramma
C
Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John
D
Het bekende Nederlandse televisieprogramma van John de Mol

Slide 12 - Quizvraag

Onderwerp zoeken.
(wie of wat geeft)
Ik geef een cadeau.
A
ik
B
geef
C
een cadeau
D
cadeau

Slide 13 - Quizvraag

onderwerp?
Loïs en Jos zoeken samen informatie.
A
zoeken
B
samen
C
Loïs
D
Loïs en Jos

Slide 14 - Quizvraag

Hoe vind je het onderwerp in een zin?
A
Door de zin vragend te maken.
B
Door de zin in een andere tijd te zetten.
C
Door te vragen:" wie of wat" + wwg
D
Door alle ww. te zoeken.

Slide 15 - Quizvraag

ZELF AAN HET WERK
MAAK JE TAKEN IN

mijn.numo.nl

Slide 16 - Tekstslide