Lezen Doel en Publiek

1.2 Doel en publiek
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.2 Doel en publiek

Slide 1 - Tekstslide

Waar word jij gelukkig van?

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
- Huiswerk vorige les: 1.1 Onderwerp en hoofdgedachte
- Theorie over tekstdoelen en leesstrategieën
- Oefenen met tekstdoelen en leesstrategieën

Slide 3 - Tekstslide

Het onderwerp en de hoofdgedachte zijn hetzelfde
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quizvraag

timer
0:20
Wat zijn de tekstdoelen?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Tekstslide

Tekstdoelen
Informeren
Amuseren
Overtuigen
Activeren
Instrueren
-----------

Slide 7 - Tekstslide

Leesstrategieën
  1. Verkennend lezen
  2. Globaal lezen
  3. Intensief lezen

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

2. Globaal lezen
Globaal lezen doe je alleen als je snel de belangrijke informatie uit de tekst wilt halen. Dit doe je als volgt:
  • Lees van iedere alinea de eerste en de laatste zin;
  • Bepaal wat je al weet over het onderwerp.
  • Bepaal wat het tekstdoel is.


Slide 10 - Tekstslide

Verkennend lezen
Globaal lezen

Slide 11 - Tekstslide

3. Intensief lezen
Wat staat er nou precies?
Begrijp je de tekst helemaal?

Met "intensief" lezen, bedoelen we dat je je nu gaat concentreren op de details van de tekst. Je zorgt dat je alles wat er staat, begrijpt.

Slide 12 - Tekstslide

Welke tekstvorm hoort bij een instruerende tekst?
timer
0:20
A
Rouwkaart
B
Een krantenartikel
C
Handleiding Ikea-kast
D
Reclame

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het doel
van deze tekst?

A
informeren
B
activeren/overhalen
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 14 - Quizvraag

Een uitnodiging is een voorbeeld van een
timer
0:20
A
informatieve tekst
B
amuserende tekst
C
instruerende tekst
D
activerende tekst

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het doel
van deze tekst?

A
informeren
B
activeren/overhalen
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 16 - Quizvraag

Je leest het gedeelte van de tekst waar het antwoord op je vraag te vinden is.

Welke manier van lezen is dat?
A
verkennend lezen
B
intensief lezen
C
zoekend lezen

Slide 17 - Quizvraag

Je bekijkt de titel, de deeltitels, de illustraties en de onderschriften. Je leest de inleiding en het slot.

Welke manier van lezen is dat?
A
verkennend lezen
B
intensief lezen
C
globaal lezen

Slide 18 - Quizvraag

Bij een overtuigende tekst wil de schrijver de lezer...
A
instructie of informatie geven
B
overtuigen van zijn mening
C
overhalen om iets te doen
D
vermaken

Slide 19 - Quizvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Gevoelens oproepen
Mening geven
Instrueren

Slide 20 - Sleepvraag

Bij een activerende tekst wil de schrijver de lezer...
A
instructie of informatie geven
B
overtuigen van zijn mening
C
overhalen om iets te doen
D
vermaken

Slide 21 - Quizvraag

Wat is een tekstdoel?
timer
0:20
A
Artikel
B
Recept
C
Instrueren
D
Blog

Slide 22 - Quizvraag

Bij een amuserende tekst wil de schrijver de lezer...
A
instructie of informatie geven
B
overtuigen van zijn mening
C
overhalen om iets te doen
D
vermaken

Slide 23 - Quizvraag

Bij een informatieve tekst wil de schrijver de lezer...
A
instructie of informatie geven
B
overtuigen van zijn mening
C
overhalen om iets te doen
D
vermaken

Slide 24 - Quizvraag

Sleep de tekstsoorten naar het juiste tekstdoel
Informeren
Activeren
Overtuigen
Amuseren

Slide 25 - Sleepvraag

Wat is een tekstsoort?
timer
0:20
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Amuseren
D
Gebruiksaanwijzing

Slide 26 - Quizvraag

Als je de betekenis van een woord in een tekst niet kent, kan je....
timer
0:20
A
Het overslaan
B
De vraag niet beantwoorden
C
De zin ervoor en erna lezen
D
Het vragen aan je buurvrouw/buurman

Slide 27 - Quizvraag

Globaal lezen is hetzelfde als verkennend lezen
timer
0:20
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Een tekst over rozen is hetzelfde geschreven voor een bloemist als voor een liefhebber van rozen
timer
0:20
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quizvraag

De lead van een tekst is
timer
0:20
A
De titel van een tekst
B
De hoofdgedachte
C
Vetgedrukte tekst onder de titel
D
Een tussenkopje

Slide 30 - Quizvraag

Vandaag
- Huiswerk vorige les: 1.1 Onderwerp en hoofdgedachte
- Theorie over tekstdoelen en leesstrategieën
- Oefenen met tekstdoelen en leesstrategieën

Slide 31 - Tekstslide

Huiswerk volgende week
- NU Nederlands paragraaf 1.2 (Lezen hfd 1)

Slide 32 - Tekstslide

Kleinzielig

Slide 33 - Tekstslide

Kleinzielig
Wie nogal bekrompen is, niet ruimdenkend, is kleinzielig.

Slide 34 - Tekstslide

Kleinzerig

Slide 35 - Tekstslide

Kleinzerig
Wie bang is voor pijn of bijvoorbeeld overdreven reageert op een prikje of pijntje, is kleinzerig. 

Slide 36 - Tekstslide

Plusopdracht (tweetallen)
Lees de tekst en formuleer drie mogelijke toets-/examenvragen: 
- Bedenk een vraag waarbij 'verkennend lezen' nodig is.
- Bedenk een vraag waarbij 'globaal lezen' nodig is.
- Bedenk een vraag waarbij 'intensief lezen' nodig is.

Graag mailen naar: agrondsma@rocfriesepoort.nl

Slide 37 - Tekstslide