vragen toets voorbereiding

wanneer maken jullie de toets
(meeste stemmen gelden)
A
vrijdag 13 januari
B
woensdag 18 januari
1 / 29
volgende
Slide 1: Quizvraag
Nask / TechniekMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

wanneer maken jullie de toets
(meeste stemmen gelden)
A
vrijdag 13 januari
B
woensdag 18 januari

Slide 1 - Quizvraag

kracht
symbool voor kracht, denk aan het Engelse woord voor kracht!
Eenheid voor kracht en de achternaam van een beroemd persoon!
Symbool voor de eenheid van kracht, tevens de eerste letter van een beroemde wetenschapper die naar vallende appels onder een boom zat te kijken!

grootheid
F
Newton
N

Slide 2 - Sleepvraag


Hoe groot is de resultante kracht Fres in
de afbeelding?

A
Fres=176N
B
Fres=110N
C
Fres=34N
D
Fres=76N

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de eenheid van kracht?
A
Watt
B
Newton
C
Centimeter
D
Newton per kilogram

Slide 4 - Quizvraag

De kracht waarmee de aarde aan voorwerpen trekt heet
A
Wrijvings- kracht
B
Zwaarte- kracht
C
Magnetische- kracht
D
Span- kracht

Slide 5 - Quizvraag


Welk onderdeel hoort niet bij het tekenen van een kracht?
A
Aangrijpingspunt
B
Lengte van pijl
C
Richting van pijl
D
Dikte van pijl

Slide 6 - Quizvraag


Met welke soort vervorming
hebben we te maken
in de afbeelding?

A
Plastische vervorming
B
Brosse vervorming
C
Mechanische vervorming
D
Elastische vervorming

Slide 7 - Quizvraag

Wat is massa?
A
Gewicht
B
Hoe zwaar iets is
C
Wordt uitgedrukt in Newton
D
Volume

Slide 8 - Quizvraag

Wat is zwaartekracht?
A
De aantrekkingskracht; vergelijkbaar met een magneet
B
De eenheid is F
C
Gravitatiekracht van de aarde
D
De aantrekkingskracht van een massa op een andere, kleinere massa

Slide 9 - Quizvraag

Wat is zwaarteveldsterkte?
A
9.81N
B
De kracht waarmee de aarde aan ons trekt
C
Drukt uit hoe snel je door een voorwerp (planeet) wordt aangetrokken
D
Fz.m

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de zwaartekracht op een massa van 3 400 gram?
A
33 354 N
B
33,35 N
C
34 N
D
0,3 N

Slide 11 - Quizvraag

Op welke massa werkt een zwaartekracht van 23 N?
A
2,3 kg
B
23 kg
C
23 g
D
2,3g

Slide 12 - Quizvraag

Waar is de zwaartekracht op een voorwerp het grootst?
A
aarde
B
maan
C
zon
D
is overal gelijk.

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de eenheid van de gravitatieversnelling (g)?
A
Kg/N
B
N
C
kg
D
N/kg

Slide 14 - Quizvraag

Waar is de massa van een voorwerp het grootst?
A
aarde
B
maan
C
zon
D
is overal gelijk

Slide 15 - Quizvraag

Welke kracht zorgt er voor dat iemand door (te) dun ijs heen zakt ?
A
kleefkracht
B
zwaartekracht
C
G-kracht
D
spankracht

Slide 16 - Quizvraag

Met welke twee krachten heeft de fietser te maken ?
A
elektrische- en spankracht
B
zwaarte- en veerkracht
C
luchtweerstands- en kleefkracht
D
wrijvings- en luchtweerstandskracht

Slide 17 - Quizvraag

Op de koorddanser werken twee krachten die elkaar opheffen.

Welke zijn dit ?
A
Kleefkracht, veerkracht
B
Veerkracht, spankracht
C
Spankracht, zwaartekracht
D
Zwaartekracht, luchtweerstand

Slide 18 - Quizvraag

Hoeveel kracht is er nodig om 1 kilogram op te tillen ?
A
9,81 N
B
981 N
C
10 N
D
100 N

Slide 19 - Quizvraag

Op de maan is de zwaartekracht 6x zo klein als op aarde. Wanneer je 48 kg weegt en je loopt op de maan dan is je massa daar
A
48 kg
B
8 kg
C
5 kg
D
42 kg

Slide 20 - Quizvraag

Met deze steekkar kan een kracht van maximaal 981 N geleverd worden. Wat is de maximale massa die verplaatst kan worden ?
A
9810 kg
B
9,81 kg
C
98,1 kg
D
981 kg

Slide 21 - Quizvraag

Het symbool voor zwaartekracht is
A
F
B
Fz
C
Fg
D
Fs

Slide 22 - Quizvraag

Deze pijl geeft een kracht weer van
A
1 N
B
8 N
C
13 N
D
104 N

Slide 23 - Quizvraag

Wanneer de halter een massa heeft van 1 kg, en 1 cm gelijk staat aan 0,7 N dan heeft iedere pijl een lengte van ongeveer
A
3,5 cm
B
7 cm
C
14 cm
D
17,5 cm

Slide 24 - Quizvraag

Welke kracht is bij wielrennen de grootste tegenwerkende kracht ?
A
Zwaartekracht
B
Kleefkracht
C
Wrijvingskracht
D
Luchtweerstandskracht

Slide 25 - Quizvraag

Een pijl bij zwaartekracht op een voorwerp wijst naar beneden en grijpt aan in
A
het zwaartepunt
B
het kantelpunt
C
het oriëntatiepunt
D
het snijpunt

Slide 26 - Quizvraag

De zwaartekracht op een scooter bedraagt 1569,6 N.
De massa van de scooter is
A
160 kg
B
180 kg
C
200 kg
D
220 kg

Slide 27 - Quizvraag

17,5 m/s komt overeen met
A
58 km/h
B
61 km/h
C
63 km/h
D
65 km/h

Slide 28 - Quizvraag

54 km/h komt overeen met
A
12 m/s
B
15 m/s
C
18 m/s
D
21 m/s

Slide 29 - Quizvraag