Les 4: communicatie in het team

Les 4: communicatie in het team
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Les 4: communicatie in het team

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoel
Aan het einde van de les kun je:

- kun je uitleggen wat de verschillende rollen zijn van de mensen in een team
- samenvatten hoe je het gedrag van een collega kunt beïnvloeden

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hoe?
- herhalen met quiz
- theorie
- aan de slag 1, 2 en 3
- nabespreken (reflecteren)
- afsluiten

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord gaat NIET over verbale communicatie?
A
stemvolume
B
praten
C
lichaamstaal
D
stemklank

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk begrip past NIET bij non-verbaal?
A
lichaamstaal
B
afstand/nabijheid
C
mimiek
D
praten

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord hoort NIET bij communicatie?
A
dromen
B
zender
C
ontvanger
D
boodschap

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een storing in de communicatie heet
A
fout
B
incident
C
ruis
D
onderbreking

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zwaaien is een vorm van .......
A
Non-verbale communicatie
B
Fit zijn
C
Verbale communicatie
D
Geen één van de bovenstaande antwoorden

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verkeersborden zijn geen
vorm van communicatie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een mail schrijven is een vorm van:
A
Verbale communicatie
B
Non-verbale communicatie

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij ruis komt een boodschap niet goed over bij de ontvanger
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een voorbeeld van verbale communicatie?
A
Kaj kijkt verdrietig tijdens de activiteit.
B
Maik stuurt een emoticon via WhatsApp naar Zigo.
C
Lisa steekt haar duim omhoog naar Mirthe.
D
Xavier mailt naar Courteney dat hij aanwezig is bij de activiteit.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar is jouw uitstraling een onderdeel van?
A
Verbale communicatie.
B
Non-verbale communicatie.
C
Mondelinge communicatie.
D
Schriftelijke communicatie

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over lichaamstaal is juist?
A
Je kunt met lichaamstaal goed verbergen hoe je je echt voelt.
B
Lichaamstaal is lastig te interpreteren.
C
Je lichaamstaal laat zien hoe je je voelt.
D
Lichaamstaal is voor iedereen anders

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke uitspraak over actief luisteren is juist?
A
Actief luisteren wil zeggen dat je actief weergeeft wat er gezegd wordt.
B
Bij actief luisteren gaat het erom dat je snel snapt wat de ander bedoelt.
C
Als je actief luistert, dan vul je het verhaal van de ander aan.
D
Bij actief luisteren let je goed op hóe iemand iets zegt.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Omdat iedereen zijn eigen waarneming en zijn eigen referentiekader heeft, komt informatie bij iedereen anders binnen. Dit noemen we......
A
Subjectief
B
Objectief
C
Ruis
D
Bewust worden

Slide 16 - Quizvraag

Mensen kunnen niet objectief waarnemen. Je weet nooit zeker of dat wat jij hebt gezien of gehoord ook door de anderen om jou heen is gezien of gehoord. Omdat iedereen zijn eigen waarneming en zijn eigen referentiekader heeft, komt informatie bij iedereen anders binnen. Leren gebeurt daardoor ook subjectief. Je weet nooit wat iemand gehoord, gezien en begrepen heeft van een bepaalde situatie. De manier waarop iemand leert, is daarmee individueel bepaald. Ook wat iemand in een bepaalde situatie leert, verschilt van individu tot individu. Niemand kan bepalen wat een ander op een bepaald moment leert.
De manier waarop iemand leert en wat iemand van een bepaalde situatie leert, is dus individueel bepaald. Leren vraagt bij iedere zorgvrager om een individuele aanpak. Breng vooraf in kaart wat een zorgvrager wil leren of weer wil kunnen. En ga na wat de zorgvrager van de situatie weet en begrijpt.
Het DISC model

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het disc model?

Het geeft inzicht in het gedrag van mensen.
Het geeft bijvoorbeeld weer hoe iemand overkomt in de communicatie met zijn/haar omgeving. Dit is zowel verbaal als non-verbaal. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

DISC
D = dominant = rood
I  = invloed = geel
S = stabiel = groen
C = consciëntieus = blauw

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag....1
- Tafels en stoelen aan de kant
- Tape plakken in een kruis
- Waar denk je dat jij staat?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag.....2
Doe de test op 
www.123test.com/nl/disc-test

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Klopt het?

Klopt het met wat je dacht?
Leg uit

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag....3
Schrijf zoveel mogelijk woorden, die passen bij jouw stijl, op de flap. Laat de woorden zoveel mogelijk beginnen met de eerste letter van jouw stijl.
Voorbeeld: Dominant > d

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nabespreken

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dominant
Doortastend
Doorzetter
Direct
Daadkrachtig
Doelgericht
Innovatief
Overtuigend




Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Invloed
Inspirerend
Interactief
In voor nieuwe ideeën
Beslissingen nemen op gevoel
Gericht op ervaring
Tolerant
Enthousiast





Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stabiel
Sociaal
Servicegericht
Stelt beslissingen nemen uit
Sensitief
Afwachtend


Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Consciëntieus
Correct
Calculerend
Conformerend
Gericht op precisie, kennis en details

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting
Wat ben je wijzer geworden?
Waar zou je dit als werknemer/persoon/zorgverlener voor kunnen gebruiken?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies