Les 3

LES 3
  • HISTORISCHE CONTEXT 
     - Griekse stadstaat (ka 4)
  • HISTORISCHE VAARDIGHEID
     -verandering & continuïteit
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

LES 3
  • HISTORISCHE CONTEXT 
     - Griekse stadstaat (ka 4)
  • HISTORISCHE VAARDIGHEID
     -verandering & continuïteit

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

TIJDVAK 2 
KLASSIEKE OUDHEID 
= tijd van Grieken en Romeinen 
  • Griekse Stadstaat
  • Romeinse Rijk 

Slide 3 - Tekstslide

Historische context
-GRIEKSE STADSTAAT

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen les 3
  • Je kunt uitleggen hoe het oude Griekenland bestuurlijk was ingericht
  • Je kunt uitleggen welke verschillende ideeën de oude Grieken hadden over bestuur van een polis.
  • Je kunt uitleggen welke verschillende bestuursvormen er waren (monarchie - aristocratie - tirannie - democratie)
  • Je kunt uitleggen welke nieuwe bestuursvorm ontstond in Athene.
  • Je kunt uitleggen welke ontwikkelingen in het wetenschappelijk denken plaatsvonden.







Slide 5 - Tekstslide

5

Slide 6 - Video

00:00
Meervoud van polis ..
A
paleis
B
politiek
C
poleis
D
polissen

Slide 7 - Quizvraag

00:11
Mythologie
A
Verhaal over goden waarin zaken worden verklaard
B
Kritisch onderzoeken van de natuur

Slide 8 - Quizvraag

00:21
Beschrijf de belangrijke verandering in het Griekse denken vanaf de 6e eeuw v.C.

Slide 9 - Open vraag

01:19
Wat is een polis?

Slide 10 - Open vraag

03:22
Noteer betekenis van de verschillende bestuursvormen: monarchie - aristocratie - oligarchie - democratie

Slide 11 - Open vraag

Griekse mythes waren...
A
Heldenverhalen met deels de waarheid
B
Heldenverhalen met weinig waarheid
C
Godenverhalen
D
Oorlogsverhalen

Slide 12 - Quizvraag

Het idee dat ziekten een straf zijn van de Goden past bij ...
A
mythologisch wereldbeeld
B
wetenschap

Slide 13 - Quizvraag

Socrates was een.....
A
god
B
wiskundige
C
tiran
D
filosoof

Slide 14 - Quizvraag

De oude Grieken woonden in stadstaten. Welke zin over de Griekse stadstaat is niet juist?

A
Een stadstaat is een stad met omliggend gebied.
B
Een stadstaat was de belangrijkste stad in een staat.
C
Grieken noemden een stadstaat een polis.
D
Iedere stadstaat had zijn eigen wetten.

Slide 15 - Quizvraag

Monarchie

Een monarchie is van origine een regeringsvorm waarbij de macht bij één persoon berust, de monarch.

Het woord is een samenstelling van de griekse woorden monos, μόνος, (één) en arkhein, ἄρχειν, (heersen).



Slide 16 - Tekstslide

Aristocratie
Aristocratie: kleine groep mannelijke edelen heeft de macht

Door de Aristocratie verdween in de meeste stadstaten het koningschap

Slide 17 - Tekstslide

Tirannie
  • Soms trok één van de aristocraten alle macht naar zich toe.
  • Hij wordt dan een tiran: een alleenheerser.
  • Zijn bestuur wordt dan een tirannie genoemd.

Slide 18 - Tekstslide

De Atheense democratie
  • In Athene ontstond de eerste democratie.
  • Bij een democratie neemt het volk de politieke beslissingen.
  • Alleen vrije mannen hadden burgerschap, waren vrij en gelijk, en mochten dus politiek meebeslissen (stemmen en spreken).
  • Om mee te mogen beslissen moet je aanwezig zijn, directe democratie.
  • Om gelijkheid te bevorderen kon iedereen worden aangewezen om in de Raad van 500  (dagelijks bestuur) voor een jaar plaats te nemen.
  • Er was een loting voor een plaats in de Raad van 500.

Slide 19 - Tekstslide

Bij welke bestuursvorm 'regeert het volk' mee?
Kenmerken van Griekse stadstaten.
A
Aristocratie
B
Tyrannie
C
Monarchie
D
Democratie

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent
Democratie
A
Bestuursvorm zonder koning of koningin..
B
Grieks woord voor 'het volk regeert'.
C
Bestuursvorm zonder koning of koningin.
D
Verhalen over het leven van de goden.

Slide 21 - Quizvraag

De Griekse stadstaten werden op verschillende manieren bestuurd.

Bij welke twee bestuursvormen heeft maar één persoon de macht?

A
Tirannie en democratie
B
Monarchie en aristocratie
C
Aristocratie en tirannie
D
Tirannie en monarchie

Slide 22 - Quizvraag


2. Wat is een monarchie?
Dit is een meerkeuzevraag.
A
Een bestuursvorm waarin het volk de macht heeft.
B
Een bestuursvorm waarin een tiran de macht heeft.
C
Een bestuursvorm waarin een koning de macht heeft.
D
Het verspreiden van de Griekse cultuur.

Slide 23 - Quizvraag

Lees eerst de bron.

Welke bestuursvormen herken NIET terug in deze bron?
4.2 Je kunt verschillende Griekse bestuursvormen noemen en beschrijven.
T2
A
monarchie
B
aristocratie
C
democratie
D
tirannie

Slide 24 - Quizvraag

OPDRACHT
Pak nu je leerboek. Lees nu de tekst over de Griekse stadstaten. Daarna werk je de leerdoelen (stencil) uit.
Klaar? Kom dan weer terug bij deze LessonUp en bekijk de volgende dia. 

Slide 25 - Tekstslide

HISTORISCHE VAARDIGHEID
VERANDERING EN CONTINUÏTEIT

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

OPDRACHT
Pak je stencil en maak opdr. 1 tm 4 bij les 3. 

Slide 28 - Tekstslide

Wat vind je nog lastig, begrijp je nog niet zo goed? Noteer dit hieronder.

Slide 29 - Open vraag