1.4 luistervaardigheid

Nederlands
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 10 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Nederlands

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Welkom
  • Vorige week: tekstsoorten > schrijven
  • Vandaag: tekstsoorten > luisteren
  • Taalblokken

Slide 2 - Tekstslide

Tekstsoorten en -doelen
Informerende teksten:
Nieuwsbericht, gebruiksaanwijzing, studieboek, uitnodiging, geboortekaartje, recensie​
Instruerende teksten:​
Recept, stappenplan, bijsluiter​
 Overtuigende teksten: ​
Betoog, ingezonden brief, column, toespraak, verkiezingsbijeenkomst​
Amuserende teksten: ​
Roman, stripverhaal, gedicht, toneelstuk, songteksten, cabaret

Slide 3 - Tekstslide

Luistervaardigheid: tekstdoel verkennen
Kijk naar de bron
Wat vertelt de bron je over het doel van de makers?
Bijvoorbeeld: de NOS is een nieuwszender en dus gericht op informeren.
Bekijk je een video van GOGO Jongerenreizen, dan zal het eerder gaan om overtuigen (de kijker overhalen om een reis te boeken).
Luister of kijk naar de titel
Is het doel informeren, dan is de titel neutraal en staan er feiten in. Bijvoorbeeld: 'Nachttrein rijdt weer in heel Europa.'
Is het doel overtuigen, dan lees je in de titel vaak al een aansporing om iets te doen of een mening. Bijvoorbeeld: 'Ga met GOGO mee op reis!’
Is het doel instrueren, dan bevat de titel vaak woorden als ‘stappenplan’, ‘instructie’ of ‘zo doe je dat’. 

Luistervaardigheid: tekstdoel verkennen
Kijk naar de bron
Wat vertelt de bron je over het doel van de makers?
  • Bijvoorbeeld: de NOS is een nieuwszender en dus gericht op informeren.
  • Bekijk je een video van GOGO Jongerenreizen, dan zal het eerder gaan om overtuigen (de kijker overhalen om een reis te boeken).

Luister of kijk naar de titel
  • Is het doel informeren, dan is de titel neutraal en staan er feiten in. Bijvoorbeeld: 'Nachttrein rijdt weer in heel Europa.'
  • Is het doel overtuigen, dan lees je in de titel vaak al een aansporing om iets te doen of een mening. Bijvoorbeeld: 'Ga met GOGO mee op reis!’
  • Is het doel instrueren, dan bevat de titel vaak woorden als ‘stappenplan’, ‘instructie’ of ‘zo doe je dat’. 

Slide 4 - Tekstslide

Beluister de intro
In de inleiding van een podcast of video hoor je vaak waar deze over gaat en wat de bedoeling van de spreker(s) is.
  • Als het gaat over feiten en gebeurtenissen, is het doel informeren.
  • Als de spreker vooral zijn of haar mening wil geven of je wil aansporen om iets te doen, dan is het doel overtuigen.
  • Wil de spreker je vertellen hoe je iets moet doen, dan is instrueren het doel.

Let op de spreektoon
  • Bij het doel informeren en instrueren is de toon objectief en neutraal.
  • Bij het doel overtuigen praten mensen soms harder of sneller als ze hun mening of argumenten daarvoor geven. Of de toon is enthousiast, omdat ze je willen aansporen om iets te doen.


Bij het doel overtuigen gebruiken sprekers vaak zinnetjes als ‘Ik vind …’, ‘Ik denk …’ of ‘Volgens mij …’. Ook hoor je subjectieve woorden zoals ‘geweldig’ of ‘vreselijk’.
De gebiedende wijs wordt vaak gebruikt bij instrueren, bijvoorbeeld: Leg eerst de bagage in het rek en zoek dan een zitplaats. Bij overtuigen kom je de gebiedende wijs ook tegen, als iemand je wilt aansporen om iets te doen. Bijvoorbeeld: Dus wacht niet langer en koop nu een ticket.


Slide 5 - Tekstslide


Let op het taalgebruik
  • Bij het doel overtuigen gebruiken sprekers vaak zinnetjes als ‘Ik vind …’, ‘Ik denk …’ of ‘Volgens mij …’. Ook hoor je subjectieve woorden zoals ‘geweldig’ of ‘vreselijk’.
  • De gebiedende wijs wordt vaak gebruikt bij instrueren, bijvoorbeeld: 'Leg eerst de bagage in het rek en zoek dan een zitplaats.'
  • Bij overtuigen kom je de gebiedende wijs ook tegen, als iemand je wilt aansporen om iets te doen. Bijvoorbeeld: 'Dus wacht niet langer en koop nu een ticket!'

Slide 6 - Tekstslide

Bekijk het fragment
Wat is de titel?

Wat is de tekstsoort?

Wat is de bron?
Bekijk het fragment

Slide 7 - Tekstslide

Bekijk het fragment
Wat is de titel?

Wat is de bron?

Wat denk je dat de tekstsoort is?
Bekijk het fragment

Slide 8 - Tekstslide

Wat is het standpunt van de spreker? En waar hoor je dat aan?

Slide 9 - Open vraag

Taalblokken

  • Maken Bouwstenen 3F
    1.4 Luisteren opdr. 1 t/m 8 
  • laatste  kwartier: lezen
Taalblokken

Slide 10 - Tekstslide