Les 16 en 17 Fictie Setting en Sfeer Feest

Welkom

1. Ga zitten volgens de plattegrond en blijf zitten tijdens de les.
Nederlands
2. Op je tafel liggen:
Leesboek, Lesboek, Schrift en je Pen.
3. Tijdens de uitleg en het leesmoment ben je stil!
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Welkom

1. Ga zitten volgens de plattegrond en blijf zitten tijdens de les.
Nederlands
2. Op je tafel liggen:
Leesboek, Lesboek, Schrift en je Pen.
3. Tijdens de uitleg en het leesmoment ben je stil!

Slide 1 - Tekstslide

Filmpje
Kijk en luister in stilte naar het filmpje.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

timer
10:00
10 minuten in stilte zelfstandig lezen.

1

Slide 4 - Tekstslide

Planning vandaag 8 november 2024
  1. Terugblik op de vorige les;
  2. Uitleg over fictie;
  3. Zelfstandig werken aan opdrachten;
  4. Reflectie op de lesdoelen;
  5. Opdracht top 3;
  6. Traktatie en muziekquiz.

Slide 5 - Tekstslide

Terugblik - Stappenplan zinsontleding
Terugblik vorige les

Werkblad over het woord "zijn" gemaakt en nagekeken. 

Noem welke woordsoorten het woord "zijn" allemaal kan zijn.

Heb je jouw werkblad nog niet nagekeken, doe dat dan deze les.

Slide 6 - Tekstslide

Vragen over de opdracht of over woordsoorten?
Leerdoel woordsoorten helemaal behaald?

Slide 7 - Tekstslide

Wat is fictie?  

Slide 8 - Tekstslide

Aantekeningen maken

Slide 9 - Tekstslide

Doelen van deze les

Ik kan het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie.
Ik kan voorbeelden geven van fictie en non-fictie.
Ik de setting en de sfeer van een verhaal beschrijven.

Slide 10 - Tekstslide

Fictie 
Een schrijver kan een verzonnen verhaal vertellen. Deze verhalen noem je fictie.

Sprookjes, leesboeken, stripverhalen, films, soaps en gedichten zijn voorbeelden van fictie.

Slide 11 - Tekstslide

Non-fictie 
Een schrijver kan ook schrijven over dingen die echt gebeurd zijn. Deze verhalen noem je non-fictie.

Nieuwsberichten, reisverslagen, een recept, een informatief boek, het journaal, een documentaire of een reality-programma zijn voorbeelden van non-fictie

Slide 12 - Tekstslide

INSTRUCTIE
Verhalen spelen zich altijd af in een bepaalde setting. De setting bestaat uit de plaats, tijd en omstandigheden die de achtergrond vormen waartegen het verhaal zich afspeelt.

Slide 13 - Tekstslide

INSTRUCTIE
  • Plaats, bijvoorbeeld: in een bepaald land, in een stad of een dorp, in een restaurant, op een school, op het strand, in het bos, bij een ruïne.

Slide 14 - Tekstslide

INSTRUCTIE
  • Tijd, bijvoorbeeld: heden, verleden, toekomst, specifiek jaar, bepaald seizoen, bepaalde maand, ochtend of avond.

Slide 15 - Tekstslide

INSTRUCTIE
  • Omstandigheden, bijvoorbeeld: oorlog, een sneeuwstorm, vakantie.

Slide 16 - Tekstslide

INSTRUCTIE
De plaats, tijd en omstandigheden zijn samen vaak heel bepalend voor de sfeer van een verhaal. De sfeer kan bijvoorbeeld griezelig, dreigend, benauwend, kil, geheimzinnig, ontspannen, verveeld, romantisch of onbezorgd zijn.

Slide 17 - Tekstslide

Lees
Lees de teksten en de opdrachten goed.
Maak
Maak van Cursus 3 paragraaf 1 opdracht 1, 2 en 3 van blz 62 t/m 65. 
Hoe
In je eigen leerboek/schrift, je mag fluisterend overleggen met je schoudermaatje en vragen stellen aan je docent.
Tijd
30 minuten
Klaar?
1. Schrijf in je schrift op welke setting en sfeer jouw leesboek heeft.
2. Laat je werk zien aan de docent.
Leerdoelen: 
1. Ik kan het verschil uitleggen tussen fictie en non-fictie.
2. Ik kan voorbeelden geven van fictie en non-fictie.
3. Ik de setting en de sfeer van een verhaal beschrijven.
timer
30:00

Slide 18 - Tekstslide

Zorg dat je binnen de tijd terug bent, anders te laat briefje halen. Geniet van je pauze!
timer
5:00

Slide 19 - Tekstslide

Gisteren 7 november was mevrouw de Groot jarig

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht: Jouw top 3 Nederlandse liedjes


1. Schrijf op een blaadje jouw top 3 favoriete Nederlandse liedjes.
2. Lever dit blaadje in bij de docent.
Tip: Je mag erbij schrijven waarom je deze liedjes zo leuk vindt!
Veel succes! 🎶

Slide 21 - Tekstslide

Wordt K2C de beste klas?

Slide 22 - Tekstslide

Zijn de artiesten van de liedjes die je hoort Nederlands ja of nee?

Hand omhoog is ja!

Slide 23 - Tekstslide

Hoe heet het originele liedje en van welke artiest is het origineel?

Slide 24 - Tekstslide

Fijn weekend!

Slide 25 - Tekstslide