In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
EXAMEN SCHRIJVEN
Slide 1 - Tekstslide
(datum)
- Op tijd aanwezig zijn! Na .... uur komt er niemand meer binnen.
- Jas uit, tas van tafel, alleen een pen en leeg papier.
Slide 2 - Tekstslide
(datum)
- Gaan zitten bij het blaadje met je naam.
- 60 minuten / 75 minuten
- stil weggaan
Slide 3 - Tekstslide
ONDERWERP:
Wat is het onderwerp?
Welke informatie wordt er gegeven?
Op welke manier ga je om met alle informatie?
Slide 4 - Tekstslide
SCHRIJFDOELEN:
Informeren
Instrueren
Overtuigen
Mening geven
Slide 5 - Tekstslide
DOELGROEP:
FORMEEL
INFORMEEL
Slide 6 - Tekstslide
INFORMEEL
(vrienden, familie etc.)
Schatje
Lieve
Yo coach
Thnxs
Groetjes, see you
FORMEEL
(instanties)
Geachte
Beste
Gebruik u / uw i.p.v. je of jullie
Dank u wel
Met vriendelijke groet
Slide 7 - Tekstslide
Stel jezelf de vragen...
Waar gaat het over? (onderwerp)
Wat wil ik bereiken? (schrijfdoel)
Voor wie schrijf ik? (doelgroep)
Welke opbouw? (tekstsoort)
Slide 8 - Tekstslide
Waar moet je nog meer opletten?
Hoofdletters: begin van de zin, namen van mensen, bedrijven, merken, instellingen
Komma's: na aanhef, na afsluiting, na plaats/voor datum, in een zin (pauze in de zin), bij een opsomming
Punten: aan het einde van een zin
Vraagteken: na een vraag
Uitroepteken:NIET GEBRUIKEN bij een zakelijke brief
Slide 9 - Tekstslide
Waar moet je nog meer opletten?
Samenstellingen: Schrijf je zoveel mogelijk aan elkaar (zolang het niet voor lees- of uitspraakproblemen zorgt). opzoek gaan -> op zoek gaan MBO opleiding-> mbo-opleiding politie auto-> politieauto radio omroep -> radio-omroep
Slide 10 - Tekstslide
Waar moet je nog meer opletten?
Werkwoordspelling
Tegenwoordige tijd: stam/ stam+t/ hele werkwoord
Verleden tijd: sterke en zwakke werkwoorden, +te/ten, +de/den
Voltooide tijd: hulpwerkwoorden, +t +d
Slide 11 - Tekstslide
Waar moet je nog meer opletten?
Algemene spelling Twijfel je over een woord/weet je niet hoe je het schrijft? -> kies een ander woord met dezelfde betekenis!
Slide 12 - Tekstslide
BELANGRIJK:
- Houd je aan de opdracht!
- 3 argumenten geven? -> dan geef je er 3!
- 2 redenen -> dan geef je er 2!
- Check continue of je goed bezig bent!
- Eindcontrole = alles nakijken!!
Slide 13 - Tekstslide
Een zakelijke e-mail leren schrijven.
Slide 14 - Tekstslide
Indeling zakelijke mail
Aanhef
Inleiding
Middenstuk
Slot
Afsluiting
Geachte…… of Beste…….
Wie ben je en waarom schrijf je.
Informatie. Boodschap. Vragen. Verwijzing naar bijlagen.
Verwachting. Bedanken.
Met vriendelijke groet, Je naam
Slide 15 - Tekstslide
Indeling informele brief:
Plaats en datum
Aanhef
Inleiding
Middenstuk
Slot
Afsluiting
Je naam
Slide 16 - Tekstslide
Indeling zakelijke brief:
Naam en adres afzender
Plaats en datum
Naam en adres instantie/bedrijf
Onderwerp
Aanhef
Inleiding
Middenstuk
Slide 17 - Tekstslide
Indeling zakelijke brief:
8. Middenstuk
9. Slot
10. Afsluiting
11. Handtekening
12. Afzender
Slide 18 - Tekstslide
CHECKEN
CritZie
Zie schema TOA
Slide 19 - Tekstslide
CritZie
Slide 20 - Tekstslide
0
Slide 21 - Video
Slide 22 - Tekstslide
Slide 23 - Tekstslide
Het kampvuur ... (branden) nog zachtjes.
A
branden
B
brandt
C
brant
D
brand
Slide 24 - Quizvraag
Waarom ... (vinden) je het moeilijk?
A
vint
B
vind
C
vindt
D
vinden
Slide 25 - Quizvraag
Jay ... (rijden) met zijn auto naar het zijn werk.
A
rijden
B
rijd
C
reed
D
rijdt
Slide 26 - Quizvraag
Yara ... (kleden) zich altijd heel opvallend.
A
kleet
B
kleed
C
kleedt
Slide 27 - Quizvraag
Leg mij nog één keer uit wat je .... (bedoelen)
A
bedoeldt
B
bedoelt
C
bedoeld
D
bedoelen
Slide 28 - Quizvraag
Hier ...... (gebeuren) nooit iets.
A
gebeuren
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurd
Slide 29 - Quizvraag
De trainers ..... (bepalen) of je reservespeler bent.
A
bepaalt
B
bepaald
C
bepalen
D
bepaaldt
Slide 30 - Quizvraag
Als jij jarig bent, ..... (zenden) ik jou een kaart.
A
zent
B
zend
C
zenden
D
zendt
Slide 31 - Quizvraag
HUISWERK
- VIA Starttaal Online werkwoordspelling 1-5 tegenwoordige tijd -> ALLES AF!