Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2
In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Thema 7
Blok 3 Schoenen en Mobieltjes
Les 1
Slide 1 - Tekstslide
Programma
- Start blok 3 Schoenen en mobieltjes
- Zelfstandig werken
Slide 2 - Tekstslide
Doel
- aan het einde van les weet welke verschillende soorten goederen er zijn en hoe ze worden vervoerd
Slide 3 - Tekstslide
Wereldhandel vroeger en nu
Slide 4 - Woordweb
Toen: 8 tot 12 maand Nu: 28-40 dagen
Slide 5 - Tekstslide
Soorten goederen
Twee soorten goederen in goederenvervoer:
Massagoederen = onverpakte goederen die in grote hoeveelheden worden vervoerd en die je gemakkelijk kunt laden en lossen. Bijvoorbeeld: aardolie en graan.
Stukgoederen = losse of verpakte goederen. Bijvoorbeeld: schoenen en zakken rijst.
Container = een grote stalen kist met vaste afmetingen voor het vervoer van stukgoederen.
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
Slide 8 - Video
Maken:
Blok 3. Opdracht 2, 3, 4 en 5
blz. 32 en 33
Slide 9 - Tekstslide
Les 2
Slide 10 - Tekstslide
Verplaatsen van arbeid
Bedrijven proberen hun goederen zo goedkoop mogelijk te laten maken.
Om meer te kunnen verkopen proberen bedrijven hun producten ook goedkoop te verkopen.
Om de kosten laag te houden laten bedrijven producten maken in landen waar de lonen laag zijn.
Lagelonenland = een land waar de lonen laag zijn.
Slide 11 - Tekstslide
Massagoederen zijn:
A
Losse of verpakte goederen.
B
Makkelijk te laden goederen.
C
Onverpakte goederen die in grote hoeveelheden worden vervoerd.
D
Moeilijk te laden goederen.
Slide 12 - Quizvraag
Om de kosten van producten laag te houden...
A
...wordt werk waarvoor veel arbeidsuren nodig zijn, gedaan in landen met lage lonen.
B
...worden zoveel mogelijk producten in West-Europa zelf geproduceerd.
C
...worden mensen tijdens de productie goed gecontroleerd.
D
...worden vervoerskosten zo laag mogelijk gehouden.
Slide 13 - Quizvraag
Een voorbeeld van een lagelonenland is:
A
China
B
Amerika
C
Bangladesh
D
Polen
Slide 14 - Quizvraag
Doelen
Aan het einde van de les kun je:
- uitleggen wat mondialisering is
- drie voorbeelden noemen van voorwaarden die een multinationale onderneming stelt aan zijn vestigingsplaats
Slide 15 - Tekstslide
Wereldwijde markt
Multinationals laten de verschillende onderdelen van hun producten daar maken waar dat het goedkoopst is. Dat is vaak in verschillende landen.
Mondialisering = de steeds verdergaande uitwisseling van goederen en informatie en samenwerking van mensen uit verschillende landen.
Slide 16 - Tekstslide
0
Slide 17 - Video
Waarom daar?
Multinationals kiezen voor hun productie niet altijd voor de armste landen. Ze gaan niet naar:
een land waar veel onrust is of de regering onbetrouwbaar is.
een land waar de stroom vaak uitvalt of waar geen goede wegen en havens zijn.
Slide 18 - Tekstslide
Maken:
Blok 3. Opdracht 9 t/m 15
Slide 19 - Tekstslide
Les 3
Slide 20 - Tekstslide
Leerdoelen
Je kan in eigen woorden beschrijven wat vrije handel is.
Je kan beargumenteren waarom de komst van multinationale bedrijven voordelig of nadelig kan zijn.
Je kan manieren benoemen waarop een bedrijf kan concurreren met een lagelonenland.
Slide 21 - Tekstslide
Kennis is geld
In de westerse landen zijn de lonen hoog.
Toch kunnen ze concurreren met lagelonenlanden.
Hoge arbeidsproductiviteit = de hoeveelheid die een werknemer in een uur produceert.
Specialisatie: Nederland is gespecialiseerd in het vervoer van goederen. Nederland heeft veel bedrijven met hoog opgeleid personeel.
Slide 22 - Tekstslide
De poort van Europa
Nederland heeft gunstige ligging aan zee en aan de monding van een grote rivier.
In de haven van Rotterdam komen veel goederen aan uit lagelonenlanden. Rotterdam: doorvoerhaven
Een deel van de goederen gaat naar het achterland van de Rotterdamse haven.
Achterland = het gebied dat goederen uit een haven ontvangt of via die haven uitvoert.
Slide 23 - Tekstslide
Wat denk jij wat vrije handel betekend?
Slide 24 - Open vraag
Vrije handel
Vrije handel is handel dat ontstaat wanneer de handel weinig belemmerd wordt door regels, zoals invoerheffingen. Dit maakt het aantrekkelijker en makkelijker om te handelen.
Het achterland is het gebied waar de goederen vanuit de haven naar toe gaan.
Slide 25 - Tekstslide
Multinationale bedrijven; een zegen of vloek?
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Tekstslide
Kennis is geld
Waarom kan Nederland concurreren met een lagelonenland?
Kennis leidt tot computers en machines.
Computers en machines kunnen sneller produceren dan de mens.
Bedrijven krijgen tijd om te specialiseren, zoals bedrijven die zich richten op het verpakken van goederen.
Slide 28 - Tekstslide
En hoe gaat dat nu? Wat is er veranderd?
Slide 29 - Tekstslide
Aan de slag
Wat: maken opdrachten 12, 15, 16, 18, 19.
Hulp: steek je vinger op.
Dit is huiswerk.
Ben je eerder klaar?: lezen bladzijde 24 en 25.
Geen mobieltjes en op fluistertoon.
Slide 30 - Tekstslide
Leerdoelen
Wat betekent vrije handel?
Waarom kunnen multinationale bedrijven een zegen of een vloek zijn?
Hoe kan een westers land, zoals Nederland concurreren met een lagelonenland?
Slide 31 - Tekstslide
Wat is een achterland?
A
Een land dat geen havens aan zee heeft en afhankelijk is van het buitenland.
B
Een gebied met weinig wegen, spoorlijnen en waterwegen voor goederentransport.
C
Een land dat doordat het slecht bereikbaar is door files is achter gebleven.
D
Het gebied dat goederen uit een haven of stad ontvangt of via die haven of stad uitvoert
Slide 32 - Quizvraag
Wat is geen voorbeeld van een lagelonenland?
A
China
B
Amerika
C
Bangladesh
D
Polen
Slide 33 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen stukgoederen en massagoederen?