Toets waarneming, regeling en gedrag 1e klas

• Biologie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 1

1. Je ogen zijn via zenuwen
met de hersenen
verbonden.

1. Juist
2. Onjuist

3. De hoornlaag beschermt het lichaam tegen uitdroging.

1. Juist
2. Onjuist

4. Drukzintuigen kunnen in
de kiemlaag van de huid
voorkomen.

1. Juist
2. Onjuist

5. De trommelholte van
een oor is vrijwel
helemaal gevuld met vocht.

1. Juist
2. Onjuist

6. De oogspieren zitten vast
aan het harde oogvlies.

1. Juist
2. Onjuist

7. Kees zit te slapen in de les.
Dat is gedrag.

1. Juist
2. Onjuist

8. Alcohol heeft invloed op
het gedrag.

1. Juist
2. Onjuist

9. De buis van Eustachius
verbindt de trommelholte
met de neusholte.

1. Juist
2. Onjuist

10. De traanbuizen voeren
het traanvocht af van je
ogen naar je wangen.

1. Juist
2. Onjuist

11. Pijnpunten zijn geen zintuigen.

1. Juist
2. Onjuist

12. Eelt is een verdikking van de hoornlaag.

1. Juist
2. Onjuist

13. Hoe harder de toon van
een geluid, hoe groter de
kans op gehoorschade.

1. Juist
2. Onjuist

14. Alles wat een mens of
dier doet, bijvoorbeeld
lachen, is gedrag.

1. Juist
2. Onjuist

In de afbeelding is een deel van het
zenuwstelsel schematisch getekend.
Welk nummer geeft een deel (of welke
nummers geven delen) van het centrale
zenuwstelsel aan?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

Hoe worden door deel 3 impulsen
voortgeleid:
van beneden naar boven,
van boven naar beneden,
of in beide richtingen?

1. Van beneden naar boven
2. Van boven naar beneden
3. In beide richtingen

De huid bestaat uit de hoornlaag, de lederhuid en de kiemlaag.

17. Wat is de juiste volgorde, van buiten naar binnen?

1. Hoornlaag – kiemlaag – lederhuid
2. Hoornlaag – lederhuid – kiemlaag
3. Kiemlaag – lederhuid – hoornlaag
4. Lederhuid – hoornlaag – kiemlaag

In een oor kunnen geluidstrillingen door onder andere de gehoorbeentjes, de gehoorgang en het trommelvlies gaan.

18. Wat is de juiste volgorde van deze delen, van buiten het oor naar binnen?

1. Gehoorbeentjes – gehoorgang – trommelvlies.
2. Gehoorbeentjes – trommelvlies – gehoorgang.
3. Trommelvlies – gehoorgang – gehoorbeentjes.
4. Gehoorgang – trommelvlies – gehoorbeentjes.

19. Welke van deze delen van het oog of het gezicht kunnen het netvlies beschermen tegen te fel licht?

Je kunt meerdere antwoorden noteren!

1. Het hoornvlies.
2. De iris.
3. De lens.
4. De oogleden met de wimpers.

In de afbeelding is een doorsnede van een
deel van het hoofd schematisch getekend.

20. Bevinden zich in orgaan P koudezintuigen?
En pijnpunten?

1. Zowel koudezintuigen als pijnpunten.
2. Alleen koudezintuigen.
3. Alleen pijnpunten.
4. Geen koudezintuigen en geen pijnpunten.

21. Waartegen beschermt de huid?

Je kunt meerdere antwoorden noteren!

1. Tegen afkoeling.
2. Tegen ziekteverwekkers.
3. Tegen uitdroging.

De tekst hieronder moet je gebruiken voor de vragen 22 tot en met 25.  

Jane en Cilly gaan samen naar het circus. 

Daar zijn veel spectaculaire acts. 

Vooral de trapeze en de tijgers vallen bij de meiden in de smaak.

Bij de trapeze gaan drie artiesten hoog in de lucht allerlei moeilijke acrobatische toeren uitvoeren. 

En de tijgers zijn vooral eng. 

Zij grommen en moeten van hun trainer door een brandende hoepel springen.

De tijger ruikt het vlees als hij door de
brandende hoepel springt.

25. Van welke reactie is hier sprake?

1. Van een aangeboren reactie.
2. Van een aangeleerde reactie.
3. Van een gedragsketen.

Sommige mensen hebben bruine ogen. Deze bruine kleur wordt veroorzaakt door een kleurstof.
26. In welk deel van een oog zit deze kleurstof?

27. Welk deel van het oog zorgt dat het netvlies op zijn plaats blijft?

In de afbeelding is een doorsnede van de huid en het onderhuidse bindweefsel schematisch getekend. 

Deze afbeelding hoort bij de vragen 28 en 29.

 

28. Hoe heet deel 2?

29. Met welk nummer is een
tastknopje aangegeven?

De leden van de rockband zijn al oud. Zij horen de muziek anders dan het jongere publiek.
31. Leg dit uit.

John en Felix zien twee leuke meiden en gaan met hen dansen. Ze reageren goed op hun partner. De reactie van de een zorgt voor een bijpassende reactie van de ander.
Zo ontstaat een mooie gedrags...(1)... van de beide partners.
32. Welk woord moet op plaats (1) worden ingevuld?

1. keten
2. motivatie
3. prikkel
4. respons

John gaat een paar biertjes drinken. Felix houdt het bij cola. Als ze weer met de meisjes gaan dansen, wankelt John een beetje. Zijn meisje heeft de pest in en loopt weg.
33. Leg uit hoe het komt dat John wankelt.