In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
De grote natuurkunde- en kerstquiz
Slide 1 - Tekstslide
Instructies
Zorg dat je pen en papier, rekenmachine en boek/hand-outs binnen handbereik hebt.
Speel met de kerstgedachte in je achterhoofd: dus eerlijk!
Hulp van rendieren, elfen e.d. is niet toegestaan.... helaas!
En voor de winnaar is er uiteraard EEUWIGE ROEM!
Zijn jullie er klaar voor?
Slide 2 - Tekstslide
Kracht en beweging
Slide 3 - Tekstslide
Welke plaatje geeft het beste de beweging van de kerstman weer als hij van jullie dak naar dat van de buren springt?
timer
0:15
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 4 - Quizvraag
Wat is de snelheid van de kerstman met Rudolf en de slee als hij in 24 uur 1 maal rond de aarde (40.000 km) vliegt.
timer
0:30
A
lichtsnelheid
B
10472 km/h
C
5236 km/h
D
1667 km/h
Slide 5 - Quizvraag
Wat gebeurt er met de voorwaartse kracht die de rendieren van de kerstman leveren als ze gedurende de nacht moe beginnen te worden?
Fw
Fvw
timer
0:15
A
niets
B
wordt groter
C
wordt kleiner
D
wordt eerst groter en dan kleiner
Slide 6 - Quizvraag
Ook al wordt de voorwaartse kracht kleiner, toch blijft de snelheid van de slee gelijk. Waarom is dat zo?
Fw
Fvw
timer
0:15
A
De rendieren trekken nog steeds even hard
B
De kerstman gebruikt de zweep voor rendieren wat vaker
C
De massa van de slee neemt toe
D
De massa van de slee neemt af
Slide 7 - Quizvraag
Welke van deze sledes zal bij gelijk aantal cadeautjes de hoogste topsnelheid kunnen halen?
timer
0:15
A
links boven
B
rechts boven
C
links onder
D
rechtsonder
Slide 8 - Quizvraag
De Grinch heeft de Kerstman in een 20 meter diepe schoorsteen gegooid. ’s Nachts lukt het de Kerstman om 5,0 meter in de schoorsteen naar boven te klimmen, maar overdag valt hij weer 4,0 meter terug. Hoeveel dagen heeft de Kerstman nodig om uit de schoorsteen te klimmen?
timer
3:00
A
14
B
15
C
16
D
17
Slide 9 - Quizvraag
Hoe heet deze artiest?
Slide 10 - Open vraag
Rekenen
Slide 11 - Tekstslide
5 elfjes doen er 5 minuten over om 5 cadeautjes in te pakken. Hoelang doen 100 elfjes over 100 cadeautjes?
timer
1:00
A
1 minuut
B
5 minuten
C
20 minuten
D
100 minuten
Slide 12 - Quizvraag
11x3
9x9+10
5x10+5
6x6
7x6
19x4
10x10
Slide 13 - Sleepvraag
Welk getal hoort op de plek van het vraagteken?
timer
2:00
A
12
B
16
C
20
D
28
Slide 14 - Quizvraag
Hoe heet dit nummer van Harry Styles?
Slide 15 - Open vraag
Elektriciteit
Slide 16 - Tekstslide
V (Volt) is de eenheid die hoort bij de ...
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte
D
weerstand
Slide 17 - Quizvraag
A (Ampère) is de eenheid die hoort bij de ...
A
spanning
B
druk
C
stroomsterkte
D
weerstand
Slide 18 - Quizvraag
Wat zijn allemaal geleiders?
A
plastic, rubber, glas
B
plastic, glas, koper
C
koper, zilver, steen
D
koper, zilver, ijzer
Slide 19 - Quizvraag
Voorbeelden van isolatoren zijn
A
zilver, hout en koper
B
rubber, ijzer en water
C
plastic, goud en aluminium
D
hout, rubber en plastic
Slide 20 - Quizvraag
De paardensprong
Het paard in het schaakspel beweegt 2 velden horizontaal met 1 veld verticaal of een beweging van 2 velden verticaal met 1 veld horizontaal.
Er ontstaat bij een paardensprong altijd een L-vorm.
Zoek het woord in deze paardensprong.
Je moet zelf zoeken waar je moet beginnen.
Elke volgende letter van het woord is een paardensprong van de vorige verwijderd.
(Net als op het schaakbord)
N
O
R
G
V
M
E
E
Slide 21 - Sleepvraag
Weerstand
Stroom
Spanning
Sleep naar de juiste grootheid:
Ohm
Ampère
Volt
I
V
R
U
Ω
A
Slide 22 - Sleepvraag
Met welke formule bereken je de weerstand? Weerstand =
A
U=R⋅I
B
R=IU
C
R=UI
D
I=UR
Slide 23 - Quizvraag
Hoe heet de serie waar dit nummer bekend van is?
Slide 24 - Open vraag
Materialen
Materialen
Slide 25 - Tekstslide
Welk gas is het meeste aanwezig in de lucht
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Koolstofmonoxide
D
Stikstof
Slide 26 - Quizvraag
Altijd plastic
Soms plastic
Nooit plastic
Wat maken we van plastic?
Slide 27 - Sleepvraag
Waar of niet waar.... "De Eiffeltoren groeit in de zomer!"
A
Waar
B
Niet waar
Slide 28 - Quizvraag
Hoe heet dit nummer?
Slide 29 - Open vraag
Geluid ontstaat door trillingen van een geluidsbron.
Sleep de juiste veroorzaker van de trilling naar de juiste geluidsbron.