Spreekwoorden 1

Spreekwoorden & uitdrukkingen 
Intro
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Spreekwoorden & uitdrukkingen 
Intro

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?

- Wat zijn spreekwoorden en uitdrukkingen?
- Spreekwoorden en uitdrukkingen opzoeken.

Slide 2 - Tekstslide

timer
1:00

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les weet je:
- wat figuurlijk taalgebruik is
- wat het verschil is tussen een spreekwoord en uitdrukking (gezegde en zegswijzen)

Slide 4 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik


Wat is figuurlijk taalgebruik?

Slide 5 - Tekstslide

Letterlijk / figuurlijk taalgebruik 
Figuurlijk taalgebruik betekent niet precies wat je zegt:
Ik schrok me dood!
Tamara struikelde over haar woorden.

Letterlijk taalgebruik is bedoelen wat je zegt:
Ik ben nu op school.
Hij gaat in de pauze naar de supermarkt


Slide 6 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.

Slide 7 - Tekstslide

Figuurlijk taalgebruik wordt letterlijk genomen.

Slide 8 - Tekstslide

Spreekwoorden & uitdrukkingen (gezegde & gezegswijze)
Wat zijn de verschillen?

Slide 9 - Tekstslide

Spreekwoorden
- altijd dezelfde woorden in dezelfde volgorde
- het is een mededeling, geen vraag
- het werkwoord (als die er is) staat in de tegenwoordige tijd
- meestal een algemene levenswijsheid

Achter de wolken schijnt de zon / Hoge bomen vangen veel wind / De appel valt niet ver van de boom / De hond in de pot vinden

Slide 10 - Tekstslide

Uitdrukkingen


Gezegde & gezegswijze

Slide 11 - Tekstslide

Gezegde
- onveranderlijk
- vaste uitdrukking
- de woorden hebben een figuurlijke betekenis
- bevat geen werkwoord
- vormt geen volledige zin

Met hart en ziel/ Appeltje-eitje / Een nieuwsgierig Aagje

Slide 12 - Tekstslide

Zegswijze
- figuurlijke uitspraak
- bevat een werkwoord
- moet je nog in een zin plaatsen

De spuigaten uitlopen / De benen nemen 

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

REBUS!

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les weet je:
- wat figuurlijk taalgebruik is
- wat het verschil is tussen een spreekwoord en uitdrukking (gezegde en zegswijze)


Slide 22 - Tekstslide

Zoek minimaal 3 spreekwoorden of gezegden.

Slide 23 - Tekstslide

Posteropdrachtje
Zoek in tweetallen zoveel mogelijk 
spreekwoorden en gezegdes.
De docent geeft je een werkblad.
timer
7:00

Slide 24 - Tekstslide

Kies er een eentje uit en leg uit wat het betekent.
NA VEEL VIJVEN EN ZESSEN
*Na veel vijven en zessen* betekent dat je veel bezwaren hebt.

Slide 25 - Tekstslide

Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens

Slide 26 - Open vraag

Door de bomen het bos niet meer zien

Slide 27 - Open vraag

Geen bericht, goed bericht

Slide 28 - Open vraag

Slide 29 - Video

JIJ BENT HET BESTE PAARD VAN STAL, WANT
OEFENING BAART KUNST

Slide 30 - Tekstslide