L'impératif

L'impératif
  • Ik begrijp wanneer de gebiedende wiijs gebruikt wordt.
  • Ik pas de gebiedende wijs toe. 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransSecundair onderwijs

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

L'impératif
  • Ik begrijp wanneer de gebiedende wiijs gebruikt wordt.
  • Ik pas de gebiedende wijs toe. 

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Wanneer gebruik je een gebiedende wijs?

Slide 3 - Woordweb

 Exemples
Prends une pomme, Marie!                                                    
Prenons le vélo pour aller au centre-ville.
Prenez vos affaires, monsieur!

Regarde le tableau, Olivier! (Regarde-le)
Regardons ces exemples! (Regardons-les)
Regardez la télé, les élèves! (Regardez-la)




Slide 4 - Tekstslide

C'est quoi l'impératif?
Impératif = forme du verbe
On l’utilise pour donner:
  1. des ordres, 
  2. des recommandations 
  3. pour encourager quelqu’un à faire quelque chose.

Slide 5 - Tekstslide

Welke tijd is de impératif?
A
Tegenwoordige tijd
B
Toekomende tijd
C
Verleden tijd
D
Gebiedende wijs

Slide 6 - Quizvraag

passé composé
présent
impératif
J'ai parlé
Je parle
Parle!

Slide 7 - Sleepvraag

Slide 8 - Tekstslide

chanter = zingen
zing! (tegen Marie)
A
chante!
B
chantez!
C
chantons!
D
chanter

Slide 9 - Quizvraag

Zeg tegen je klasgenoot dat hij zijn huiswerk moet maken
A
Faites tes devoirs
B
fais tes devoirs
C
Fait tes devoirs
D
fais mes devoirs

Slide 10 - Quizvraag

Zeg tegen je klasgenoot dat hij de deur moet sluiten (=fermer)
A
Fermez la porte!
B
Fermes la porte!
C
Fermons la porte!
D
Ferme la porte!

Slide 11 - Quizvraag

Note l'impératif: parle à ton copain
Neem jouw boek

Slide 12 - Open vraag

Hoe zeg je tegen je vriend:
Sluit je boek!

Slide 13 - Open vraag

(vous - chercher) vos livres!
(ZOEK jullie boeken)
A
Cherchez
B
Cherches
C
Cherche
D
Cherchons

Slide 14 - Quizvraag

Hoe zeg je (tegen een groep) dat ze moeten stoppen met praten
A
Arrête de parler
B
Arrêtez de parler
C
Arrêtons de parlez
D
Arrêtent de parler

Slide 15 - Quizvraag

Zoek uw boek! (tegen een mevrouw)
A
cherche votre livre!
B
cherchez votre livre!
C
cherchons votre livre!
D
cherchez vos livre!

Slide 16 - Quizvraag

parler = praten
praat! (tegen groep, zonder jezelf)
A
parle !
B
parlez!
C
parlons!
D
parler

Slide 17 - Quizvraag

Werk snel (=vite)! (tegen ons allemaal)
timer
0:30

Slide 18 - Open vraag

Il y a des exceptions?
aller:                                                             être:
Va dans ta chambre!                             Sois à l'heure!
Allons-y!                                                      Soyons patients!
Allez tout droit!                                        Soyez prudents!

avoir:
Aie patience! [klinkt als est]
Ayons patience!
Ayez patience!

Slide 19 - Tekstslide

Exceptions
Avoir
Être
Aller
Tegen één persoon: jij
Aie
Sois
Va
Tegen jezelf en andere personen
Ayons
Soyons
Allons
Tegen meer personen of 'u'
Ayez
Soyez
Allez

Slide 20 - Tekstslide

Aller
Faire
Etre

Allons

Sois

Va

Allez au foot

Soyons

Fais la vaisselle

Soyez gentils

Faisons

Faites

Slide 21 - Sleepvraag

aller = gaan
(tegen Tristan)
A
vais!
B
allons!
C
va!
D
allez!

Slide 22 - Quizvraag

Wees blij!
A
Es content
B
Sois content
C
Suis content
D
Soie content

Slide 23 - Quizvraag

As-tu compris l'impératif?
010

Slide 24 - Poll