werkwoordspelling les 3

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Welkom!

Ga zitten op je plek en neem voor je:

Startopdracht: lees uit je leesboek

- Je Nieuw Nederlands boek

- Pen en schrift

Wat gaan we doen deze les?

1. Mededelingen

2. Herhaling vorige les (huiswerk bespreken)

 3. Lesdoelen

4. Werkwoordspelling

5. Aan de slag

6. Huiswerk en evaluatie

Mededelingen

Zijn er dingen die ik moet weten?

Vorige les

Wat zijn werkwoorden ook alweer?

Wat zijn zwakke werkwoorden?

Wat zijn sterke werkwoorden?

Lesdoelen vorige les

2. Ik weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.

3. Ik kan de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen.

Huiswerk bespreken

Opdracht 1, 2 4 en 7 van blz. 239

Lesdoel deze les

4. Ik kan de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen. 

Hoe schrijf ik zwakke werkwoorden in de verleden tijd?

1. Neem het hele werkwoord over. 

2. Haal -en eraf.

3. Is de laatste letter een medeklinker uit 't Kofschip? Dan eindt het of -t.

4. Is de laatste letter een medeklinker? Schrijf dan -d.

Voorbeeld

Lachen

-en = lach

Eindigt op een h (zit deze in 't Kofschip? Ja), dus lachte

Meervoud (lachten) en enkelvoud (lachte)

Aan de slag

Maak in stilte:

Opdracht 1, 3, 4 en 6 van blz. 236

Aan de slag

Als je een vraag hebt, mag je die fluisterend aan mij of je buurman vragen

Numo: werkwoordspelling. 

Huiswerk

Opdracht 1, 3, 4 en 6 van blz. 236

15 minuten werken in Numo

Lesdoelen

2. Ik weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.

3. Ik kan de persoonsvorm van sterke werkwoorden in de verleden tijd spellen.

4. Ik kan de persoonsvorm van zwakke werkwoorden in de verleden tijd spellen. 

Evaluatie

Zijn er nog vragen?

Wat ging er goed deze les?

Wat kan er de volgende keer beter?