1.7 Grammatica

1.7 Grammatica
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

1.7 Grammatica

Slide 1 - Tekstslide

Wat leer ik vandaag?

  • Ik kan zinnen in zinsdelen verdelen
  • Ik kan de persoonsvorm in een zin vinden

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een zin?
A
Woorden op een rijtje
B
Een zin bestaat uit woorden die samen iets vertellen
C
Een zin vertelt je niks
D
Een zin maakt een verhaal

Slide 3 - Quizvraag

Kun je de woorden in de zin zomaar door elkaar husselen?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een zinsdeel?
A
Stukje uit een zin
B
Woorden die los staan
C
Stukje van een zin
D
Losse woorden

Slide 5 - Quizvraag

Wat zijn zinsdelen?
Zinnen zijn gemaakt van zinsdelen. Het zijn een soort puzzelstukjes.

Slide 6 - Tekstslide

Zinsdelen
  • Een zinsdeel kan bestaan uit één woord, maar ook uit een paar woorden die bij elkaar horen.
  • De woorden in een zinsdeel kunnen niet uit elkaar gehaald worden.

    Voorbeeld:
    Jan | heeft | vorige week | een film | gekeken.

Slide 7 - Tekstslide

Zinsdelen
Een zin | bestaat | uit zinsdelen.
Kijk welk deel voor de persoonsvorm kan.
Dit deel is dan een zinsdeel.

Voorbeeld: 
De timmerman | had | zijn gereedschap | laten | liggen.


Slide 8 - Tekstslide

Hoeveel zinsdelen zie je hier?

Bij mijn oma speel ik altijd spelletjes.
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 9 - Quizvraag

Is de zin juist verdeeld in zinsdelen?
De jonge held | kreeg | een onderscheiding.
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

wat weet je nog over de 

Slide 11 - Tekstslide

De persoonsvorm vind je door
A
De zin vragend maken
B
Door de tijdsproef of de getalsproef toe te passen
C
door alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
D
de PV is het woord dat vooraan staat

Slide 12 - Quizvraag

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
waar
B
niet waar
C
soms
D
altijd

Slide 13 - Quizvraag

Wat is de PV in de volgende zin:
Mijn opa leest de krant.

A
opa
B
mijn
C
leest
D
de krant

Slide 14 - Quizvraag

wat is de PV in de volgende zin:

Vandaag beginnen we met wiskunde.

A
beginnen
B
wiskunde
C
met
D
we

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de PV in de volgende zin:

We gaan de zinnen nu controleren
A
we
B
controleren
C
de zinnen
D
gaan

Slide 16 - Quizvraag

Waarom was gaan de PV?

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Video

Hoe kun je persoonsvorm dus ook alweer vinden?

Slide 19 - Open vraag

Zet deze zin in een andere tijd:
We hebben een taart gemaakt.

Slide 20 - Open vraag

Verander het aantal in deze zin:
We hebben een taart gemaakt.

Slide 21 - Open vraag

Maak een vraagzin van deze zin:
We hebben een taart gemaakt.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide